ECLI:NL:RBDHA:2023:12967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres met vrees voor familie en besnijdenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiseres. De eiseres had op 8 juli 2019 asiel aangevraagd, maar haar aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres vreesde voor haar veiligheid vanwege problemen met de familie van haar vader, een mensenhandelaar en de dreiging van besnijdenis van haar dochter. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de staatssecretaris vernietigd, omdat het onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de vrees van de eiseres voor besnijdenis niet aannemelijk had gemaakt en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kon blijven. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21901

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres,

V-nummer: [nummer 1] ,
mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam 2],
V-nummer: [nummer 2] ,
[naam 3],
V-nummer: [nummer 3]
(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Procesverloop

Bij het besluit van 24 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond en aan haar geen verblijfsvergunning op reguliere gronden of uitstel van vertrek verleend. Daarnaast heeft verweerder eiseres opgedragen om Nederland binnen vier weken te verlaten en terug te keren naar Nigeria.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorafgaand aan het bestreden besluit
1.2.
Eiseres stelt te zijn geboren op [datum 1] en van Nigeriaanse nationaliteit te zijn. Haar zoon is geboren op [datum 2] en haar dochter op [datum 3] . Eiseres heeft de vader van de kinderen in Italië ontmoet, maar hij is niet meegereisd naar Nederland en hij was volgens eiseres van 2020 tot 2022 in Zwitserland gedetineerd. Volgens eiseres is haar partner uitgezet naar Nigeria en verblijft hij op dit moment in Libië.
1.3.
Eiseres heeft op 8 juli 2019 in Nederland asiel aangevraagd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 18 oktober 2019 niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening hiervoor verantwoordelijk was (het overdrachtsbesluit). Daarnaast heeft eiseres in Nederland aangifte gedaan van mensenhandel vanwege in Italië ondervonden problemen. De (ambtshalve) aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning ‘humanitair tijdelijk’ is door verweerder bij besluit van 7 februari 2020 afgewezen, omdat het Openbare Ministerie de aanwezigheid van eiseres in Nederland niet noodzakelijk achtte (afwijzing B8). De beroepen van eiseres tegen het overdrachtsbesluit en de afwijzing B8 zijn ongegrond verklaard bij separate uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 28 januari en 7 mei 2021. [1] Eiseres is niet tijdig overgedragen aan Italië.
1.4.
Op 18 januari 2022 heeft eiseres opnieuw een asielaanvraag ondertekend. Eiseres heeft hieraan ten grondslag gelegd dat zij is gevlucht vanwege problemen met de familie van haar vader, dat zij vreest voor de mensenhandelaar die haar reis naar Italië nadien zou hebben bekostigd en voor de besnijdenis van haar dochter. Daartoe heeft eiseres onder meer verklaard dat de familie van haar vader na zijn overlijden, haar op [jonge] leeftijd wilde initiëren in de juju godsdienst. Eiseres en haar moeder wilde dit niet. Sindsdien heeft eiseres zich schuilgehouden bij haar moeder in Benin, dan wel bij haar oom in Lagos. In 2014 is eiseres gevlucht nadat haar vaders familie onaangekondigd is langsgekomen. Eiseres heeft verder verklaard dat zij en haar moeder zijn bedreigd door de mensenhandelaar ( [J.] ), dat zij van 2014 tot 2019 in Italië is verbleven en is doorgereisd omdat zij zich niet veilig voelde nadat haar moeder in 2019 is overleden. Verder is haar stiefvader in 2020 overleden. Eiseres heeft gesteld dat zij beiden zijn vergiftigd. Tot slot heeft eiseres verklaard dat zij vreest dat haar dochter zal worden besneden, omdat dit een traditie is in haar dorp en omdat dit haarzelf (tweemaal) is overkomen.
1.5.
Op 11 juli 2023 heeft verweerder het voornemen uitgebracht om de asielaanvraag van eiseres af te wijzen als ongegrond. Verweerder heeft in het asielrelaas de volgende relevante elementen aangemerkt:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
  • problemen met de familie van de vader van eiseres in verband met juju;
  • problemen met de mensenhandelaar.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. De gestelde problemen met de familie van haar vader in verband met juju en de problemen met de mensenhandelaar niet. Ook is de gestelde vrees voor besnijdenis volgens verweerder niet aannemelijk. Daartoe heeft verweerder gesteld dat eiseres tijdens het Dublingehoor en het aanmeldgehoor niet over haar problemen in verband met juju heeft verklaard, dat eiseres ondanks de gestelde problemen acht jaar in Nigeria bij haar familie heeft verbleven en dat zij niet weet of zij nog steeds door haar vaders familie wordt gezocht, nu zij sinds 2019 geen contact meer met haar familieleden in Nigeria heeft. Volgens verweerder heeft eiseres ook vaag verklaard over de problemen in verband met juju, omdat eiseres niet concreet kan verklaren wat de gevolgen zijn van het weigeren van de initiatie, noch wat de gevolgen zouden zijn indien zij door de personen was gevonden. Ook heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de doodsoorzaak van haar moeder. Voorts heeft verweerder het vreemd geacht dat eiseres niet weet of er aangifte is gedaan naar aanleiding van de gestelde vergiftiging van haar moeder en dat zij hier kennelijk nooit naar heeft gevraagd. Daarnaast is aan eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over of zij door haar mensenhandelaar ( [J.] ) in Italië is opgehaald, dan wel naar haar toe is gegaan en over of zij prostitutiewerk heeft verricht. Ook acht verweerder het vreemd dat eiseres in Italië zelf [J.] heeft opgebeld en de contactgegevens van haar moeder heeft gedeeld. Verweerder heeft verder betrokken dat eiseres van 2014 tot 2019 in Italië heeft verbleven zonder grote problemen te ervaren van [J.] en dat eiseres niet weet of [J.] haar kan vinden in Nigeria. Het voorgaande doet volgens verweerder afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen in verband met juju en met [J.] . Tot slot heeft verweerder gesteld dat uit het Algemeen Ambtsbericht inzake Nigeria van februari 2023 (het ambtsbericht), blijkt dat vrouwenbesnijdenis in Nigeria strafbaar is gesteld, dat er sprake is van een daling in het aantal gevallen en dat de ouders de belangrijkste personen zijn om een besnijdenis te voorkomen. Nu eiseres heeft verklaard dat zij en de vader van haar dochter tegen de besnijdenis zijn en eiseres niet heeft verklaard dat er door andere personen druk is uitgeoefend, heeft verweerder geconcludeerd dat de vrees voor besnijdenis en een reëel risico op ernstige schade niet aannemelijk is gemaakt.
1.6.
Op 20 juli 2023 heeft eiseres haar zienswijze ingebracht.
Bestreden besluit en standpunt eiseres
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in navolging van zijn voornemen, de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft daarmee toepassing gegeven aan artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3. Eiseres kan zich hier niet mee verenigen. Op wat zij in dit verband heeft aangevoerd gaat de rechtbank, voor zover van belang, hierna in.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 31 van de Vw 2000 is het aan eiseres om haar asielrelaas aannemelijk te maken. Eiseres dient haar relaas waar mogelijk te onderbouwen met documenten. Het is aan verweerder om, in samenwerking, de relevante elementen vast te stellen en te beoordelen aan de hand van de door eiseres overgelegde onderbouwing en haar verklaringen (interne indicatoren) én informatie van andere objectieve bronnen (externe indicatoren). Deze integrale geloofwaardigheidsbeoordeling is uitgewerkt in verweerders Werkinstructie (WI) 2014/10.
4.2.
Eerst ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de vrees van eiseres voor de besnijdenis van haar dochter als relevant element moet worden aangemerkt. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat dit in de besluitvorming is nagelaten. De beroepsgrond slaagt. Anders dan verweerder ziet de rechtbank geen aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren. Daartoe overweegt zij als volgt.
Problemen in verband met juju
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres zich terecht op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte aan haar heeft tegengeworpen dat zij tijdens het aanmeld- en het Dublingehoor niet over al haar drie asielmotieven heeft verklaard, maar enkel over de problemen met haar mensenhandelaar. Daartoe heeft eiseres sinds het nader gehoor terecht gesteld dat in het aanmeld- en Dublingehoor aan haar is voorgehouden dat deze gehoren een ander doel hebben (verantwoordelijkheidsvaststelling, vaststelling identiteit, nationaliteit en reisroute), dat tijdens deze gehoren niet wordt ingegaan op haar asielmotieven en dat zij in het nader gehoor de gelegenheid krijgt om uitgebreid over haar asielmotieven te vertellen. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres in het aanmeldgehoor alleen is gevraagd naar de reden (enkelvoud) van haar asielaanvraag en dat niet is doorgevraagd of er ook andere redenen zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder daarom niet onverkort aan eiseres tegenwerpen dat zij niet alle drie de asielmotieven heeft genoemd in het aanmeld- en Dublingehoor. Dit geldt temeer nu verweerder in het kader van de beoordeling van de gestelde vrees voor besnijdenis niet aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij hierover eerst in het nader gehoor heeft verklaard. De beroepsgrond slaagt.
5.2.
Verweerder heeft ter zitting het volgende standpunt laten vallen. In de besluitvorming is gesteld dat uit openbare landeninformatie zou blijken dat er geen ernstige gevolgen zijn verbonden aan het weigeren van een juju initiatie. Verweerder had daartoe gewezen op een rapport van het
Immigration and Refugee Board of Canada(IRB). [2] Eiseres heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit deze informatie eveneens blijkt dat één deskundige heeft aangegeven dat het wel degelijk gevaarlijk kan zijn om de initiatie te weigeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte nagelaten om aan te geven hoe deze informatie is betrokken in het kader van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. De beroepsgrond slaagt derhalve.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat wisselende verklaringen van eiseres over de doodsoorzaak van haar moeder, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen in het verband met juju. Daartoe heeft eiseres terecht gesteld dat zij tweemaal (uitgebreid) consistent heeft verklaard dat haar moeder (en stiefvader) zijn vergiftigd en in het aanmeldgehoor alleen eenmaal de vraag of haar moeder een natuurlijke dood is gestorven heeft beaamd. Eiseres heeft niet ten onrechte gesteld dat dit een vergissing betreft, nu het een enkele vraag betreft en eiseres afhankelijk is van de tolk en haar gemachtigde, voor wat betreft het begrijpen van de vraag en de correctie van haar verklaring. De rechtbank overweegt verder dat uit de verklaringen van eiseres niet zonder meer blijkt dat zij de gestelde vergiftiging van haar moeder en stiefvader in verband brengt met het gestelde weigeren van de initiatie in de juju, óf met de gestelde bedreiging door haar mensenhandelaar, omdat zij dit niet weet. [3] Zonder nadere motivering van verweerder valt niet in te zien waarom een wisselende verklaring over de doodsoorzaak afbreuk doet aan de gestelde problemen in verband met juju.
Problemen met de mensenhandelaar
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het voornemen en het bestreden besluit ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat uit haar verklaringen zou blijken dat zij niet weet óf de mensenhandelaar haar in Nigeria kan vinden. Anders dan verweerder heeft gesteld, blijkt de rechtbank uit de verklaringen van eiseres dat zij weliswaar niet weet ‘hoe zij mij kan vinden’, maar dat zij daarentegen ook heeft verklaard dat in 2019 jongens naar de woning van haar moeder zijn gekomen, dat zij de zus van eiseres hebben verteld dat eiseres het bedrag moest betalen en dat er anders iets zou gebeuren en dat eiseres op consequenties moest wachten. [4] Verweerder stelt dan ook ten onrechte onverkort dat eiseres niet weet óf zij door de mensenhandelaar (of haar netwerk) in Nigeria gevonden kan worden. De beroepsgrond, voor zover op dit punt is verwezen naar de zienswijze, slaagt.
6.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ten onrechte aan eiseres heeft tegengeworpen dat het niet aannemelijk is dat zij vrijwillig contact heeft gezocht met haar mogelijke mensensmokkelaar en gegevens van haar moeder heeft verstrekt. Daartoe stelt verweerder ten onrechte dat in alle redelijkheid van eiseres mag worden verwacht dat zich bewust was van de risico’s en de mogelijk daaruit voortvloeiende gevolgen. Eiseres heeft niet ten onrechte gesteld dat zij als jonge adolescent niet van de risico’s bewust was, dat zij het nummer had gekregen van een vriendin en het gebeld heeft omdat ze in Italië hoopte op hulp. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit ambtsbericht blijkt dat niet alle (gestelde) slachtoffers van mensenhandel een idee hebben van de gevaren die hen te wachten staat en dat voor zowel mannen als vrouwen geldt dat zij pas onderweg ontdekken hoe groot de ontberingen zijn, dat de voorwaarden voor de terugbetaling van de kosten gedurende de reis kunnen worden aangepast en dat de slachtoffers op dat moment niet meer terug kunnen. [5] Voorts heeft eiseres toegelicht dat zij het adres van haar moeder aan [J.] had geven voordat haar duidelijk was wat de positie van [J.] was. Verweerder heeft deze informatie ten onrechte niet in zijn beoordeling betrokken. De beroepsgrond slaagt.
Vrees voor besnijdenis van dochter
7. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de vrees van eiseres voor de besnijdenis van haar dochter niet aannemelijk is. Hoewel verweerder in de besluitvorming niet ten onrechte heeft gesteld dat uit het ambtsbericht blijkt dat in Nigeria sprake is van een daling in de aantallen van besnijdenis en dat de ouders een belangrijke rol spelen in de beslissing daarover, heeft eiseres niet ten onrechte gesteld dat uit het ambtsbericht ook blijkt dat, in gemeenschappen waar besnijdenis ingebed zit in de cultuur, de rol van de ouders in deze beslissing minder is en vooral de omgeving en de familie bepaalt of het meisje wordt besneden. [6] Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat besnijdenis in de gemeenschap van haar familie in de cultuur is ingebed en heeft gesteld dat de vader van haar kinderen geen bruidsschat heeft betaald, zodat de kinderen volgens traditie aan de familie van haar vaderskant zouden toekomen. Voorts heeft eiseres verklaard dat zij door haar familie van vaderskant voor een tweede keer is besneden en ter zitting heeft zij toegelicht dat al haar vrouwelijke familieleden, waaronder haar vier zussen, zijn besneden. Nu verweerder dit niet heeft betrokken in de besluitvorming en ter zitting in het midden heeft gelaten of hij hiervan uitgaat, dan wel heeft gesteld dat hij nader zou moeten onderzoeken of besnijdenis is ingebed in de cultuur van de gemeenschap van eiseres, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiseres de vrees voor besnijdenis niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer omdat uit het voorgaande reeds volgt dat het besluit onvoldoende is voorbereid en gemotiveerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf op de aanvraag te beslissen, omdat het aan verweerder is om een nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te maken. Omdat niet bekend is hoelang dit zal duren ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het besluit te herstellen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat eiseres is vrijgesteld van het griffierecht hoeft verweerder dit niet aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RBNNE:2021:838 en zaaknummer AWB 20/1054.
2.IRB, Consequences for refusing a chief priest or shaman title in south and central Nigeria; availability of state protection (2019 - October 2021), d.d. 12 november 2021.
3.P. 14 van het nader gehoor.
4.P. 20 van het nader gehoor.
5.Algemeen Ambtsbericht inzake Nigeria, januari 2023, p. 86.
6.Algemeen Ambtsbericht inzake Nigeria, januari 2023, p. 72.