ECLI:NL:RBDHA:2023:12965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan eiseres, die de Congolese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel, die op 2 april 2023 was opgelegd, vanaf 14 juni 2023 onrechtmatig was, omdat verweerder deze te laat had omgezet naar een andere grondslag. Eiseres had op 1 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en had verzocht om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de kennisgeving van voortduring van de maatregel als een beroep moest worden opgevat, dat eiseres ook kon intrekken. Eiseres heeft dit gedaan, omdat zij een dag eerder zelf beroep had ingesteld. De rechtbank heeft geen zitting gehouden en zich beperkt tot de beoordeling van de schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was voor een periode van twee dagen, waarvoor eiseres recht had op schadevergoeding van € 200,-. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21961

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 april 2023 aan eiseres de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel 1 augustus 2023 beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiseres heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft op 16 juni 2023 de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven.
Op 2 augustus 2023 heeft verweerder de rechtbank bericht dat een termijn van 75 dagen was verstreken zonder dat door of namens eiseres beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel (hierna: kennisgeving van voortduring). Deze kennisgeving van voortduring is ingeschreven als beroep [1] . Op 3 augustus 2023 heeft eiseres bericht dit beroep in te trekken.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Congolese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1984.
Ten aanzien van het beroep dat geregistreerd is onder nummer NL23.22243
2. In artikel 94, eerste lid, Vw is opgenomen dat verweerder op de achtentwintigste dag na bekendmaking van een besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in de artikelen 6, 6a, 58, 59, 59a en 59b, Vw de rechtbank hiervan in kennis stelt, tenzij de vreemdeling voordien zelf beroep heeft ingesteld. Zodra de rechtbank de kennisgeving heeft ontvangen, wordt de vreemdeling geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel.
2.1
De rechtbank ziet aanleiding om, analoog aan het bepaalde in artikel 94, eerste lid, tweede volzin, Vw de kennisgeving van voortduring op te vatten als een kennisgeving waarmee de vreemdeling wordt geacht beroep te hebben ingesteld. Dit beroep kan de vreemdeling ook intrekken. Eiseres heeft dit gedaan, omdat zij een dag daarvoor zelf beroep had ingesteld tegen de voortduring van de maatregel.
2.2
Nu het beroep in NL23.22243 is ingetrokken zal de rechtbank daarin geen uitspraak doen.
Ten aanzien van het beroep dat geregistreerd is onder nummer NL23.21961
3. Omdat de vrijheidsontnemende maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank, als de maatregel al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing ervan, aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze vrijheidsontnemende maatregel al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 26 april 2023 [2] volgt dat de maatregel tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel alleen de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
5. Eiseres voert aan dat verweerder de maatregel te laat heeft omgezet. Bij uitspraak van 12 juni 2023 [3] heeft deze rechtbank en zittingsplaats namelijk haar beroep tegen de afwijzing van het verzoek om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond verklaard, onder gelijktijdige afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft pas op 16 juni 2023 de maatregel opgeheven en omgezet naar een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, in samenhang met het zesde lid, Vw. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) moet binnen 48 uur na de desbetreffende uitspraak van de rechtbank met betrekking tot het asielberoep en de voorlopige voorziening de maatregel ingevolge artikel 6, derde lid, Vw omgezet worden naar een maatregel
ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, in samenhang met het zesde lid, Vw.
Verweerder had de maatregel dus uiterlijk op 14 juni 2023 moeten omzetten.
5.1
De rechtbank volgt eiseres in haar beroepsgrond. Dit betekent dat de op 2 april 2023 opgelegde maatregel vanaf 14 juni 2023 niet meer op de juiste grondslag berustte en met ingang van die dag onrechtmatig was.
5.2
Het beroep is daarom gegrond en de maatregel van bewaring is met ingang van 14 juni 2023 onrechtmatig.
6. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 2 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 2 x
€ 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 200,-.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 200,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder nummer NL23.22243
2.NL23.11477
3.NL23.12287