ECLI:NL:RBDHA:2023:12954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.19528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure inzake mvv aanvraag

In deze zaak heeft verzoekster, een Eritrese nationaliteit, op 29 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 november 2022 de mvv aanvraag van verzoekster afgewezen. Na de afwijzing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, maar de staatssecretaris heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens besloten om de zitting achterwege te laten, aangezien geen van de partijen heeft aangegeven dat zij mondeling gehoord wilde worden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van 19 januari 2020, hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank besloten om het verzoek om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten toe te wijzen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is gelet op de aard van het beroep.

De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Verzoekster is vrijgesteld van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht, waardoor de staatssecretaris niet verplicht is om griffierecht te vergoeden. Indien een partij het niet eens is met deze uitspraak, kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19528

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

geboren op [geboortedatum] ,
van Eritrese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Verzoekster heeft op 29 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij besluit van 22 november 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris) de mvv aanvraag van verzoekster afgewezen.
Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De staatssecretaris heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 6 juli 2023 laten weten dat de zitting achterwege zal worden gelaten tenzij een van de partijen aangeeft dat zij mondeling op een zitting wil worden gehoord.
Partijen hebben niet laten weten dat zij op een zitting willen worden gehoord en de rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan verzoekster tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoekster van 19 januari 2020. De rechtbank zal daarom het verzoek om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten toewijzen.
3. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 837,- en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank wijst erop dat verzoekster wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat de staatssecretaris niet op grond van artikel 8:74 van de Awb griffierecht hoeft te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.