In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 augustus 2023, wordt het beroep van eiser, een Poolse staatsburger, tegen de vaststelling van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat hij geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht, beoordeeld. Eiser, die sinds december 2021 in Nederland verblijft, heeft eerder een ongewenstverklaring gehad, maar deze is in april 2022 opgeheven. De staatssecretaris heeft in een besluit van 17 juni 2022 vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf, en dit besluit is in een later bezwaar bevestigd op 19 juni 2023.
De rechtbank heeft op 25 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank concludeert dat eiser, die langer dan drie maanden in Nederland verblijft, niet kan terugvallen op artikel 8.11 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en dat hij onder de voorwaarden van artikel 8.12 valt. Eiser heeft niet aangetoond dat hij rechtmatig verblijf had, omdat hij geen beroep heeft gedaan op het sociale bijstandsstelsel. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf.
Eiser heeft ook betoogd dat hij tijdens zijn detentie arbeid verrichtte, maar de rechtbank oordeelt dat deze werkzaamheden niet kunnen worden gekwalificeerd als reële en daadwerkelijke arbeid in de zin van de Verblijfsrichtlijn. De rechtbank wijst erop dat er geen sprake is van een gezagsrelatie en dat de beloning voor de werkzaamheden niet in overeenstemming is met het wettelijk minimumloon. Eiser's beroep op gelijke behandeling wordt verworpen, omdat de staatssecretaris niet heeft besloten tot beëindiging van het verblijfsrecht, maar tot de vaststelling dat er geen rechtmatig verblijf is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het besluit van de staatssecretaris. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.