In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over een proceskostenvergoeding. Verzoekster had eerder een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door het UWV was afgewezen. Na een bezwaarschrift en een tussenuitspraak van de rechtbank, heeft het UWV op 27 juni 2023 het eerdere besluit ingetrokken en verzoekster een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) toegekend.
Naar aanleiding van deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop het UWV heeft aangegeven zich te conformeren aan de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen en het UWV veroordeeld tot betaling van € 1.674,- aan verzoekster voor de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) aangehaald, en heeft vastgesteld dat het UWV verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter mr. S.E.C. Debets, in aanwezigheid van griffier mr. C.J. Kroon.