ECLI:NL:RBDHA:2023:12901

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.5229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging op basis van inburgeringsvereiste

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging met haar echtgenoot ongegrond verklaard. Eiseres, van Somalische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend om bij haar echtgenoot in Nederland te komen wonen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het inburgeringsvereiste, waar eiseres niet aan voldoet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende heeft onderbouwd dat het inburgeringsvereiste niet in strijd is met het verbod op discriminatie en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die ontheffing van dit vereiste rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook de belangenafweging van de staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat deze in overeenstemming is met het recht op gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft besloten dat de belangen van eiseres niet zwaarder wegen dan de belangen van de Nederlandse samenleving en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag gerechtvaardigd is. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat haar situatie zodanig is dat zij niet kan voldoen aan het inburgeringsvereiste, en de rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5229
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) voor verblijf bij haar echtgenoot [echtgenoot eiseres] (hierna: referent).
De staatssecretaris heeft met het besluit van 8 december 2021 (hierna: primaire besluit) de aanvraag afgewezen. Hiertegen is bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 2 juni 2022 op het bezwaar is de staatssecretaris bij de afwijzing gebleven. Op 14 november 2022 is dit besluit ingetrokken, zodat referent alsnog kon worden gehoord in bezwaar. Op 9 december heeft referent het bezwaar toegelicht tijdens een hoorzitting.
4. Met het besluit van 23 januari 2023 (hierna: het bestreden besluit) op het bezwaar is de staatssecretaris opnieuw bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
5. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2023 op zitting behandeld in Middelburg. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, referent en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het terecht is dat de staatssecretaris in het bestreden besluit bij de afwijzing van de aanvraag voor een mvv voor eiseres is gebleven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten en omstandigheden

8. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1989 en heeft de Somalische nationaliteit. Referent is geboren op [geboortedatum 2] 1993 en heeft sinds 2018 de Nederlandse nationaliteit. In juni 2014 hebben eiseres en referent elkaar voor het eerst ontmoet in Saoedi-Arabië en zijn ze met elkaar getrouwd. Op [geboortedatum 3] 2016 is hun zoon geboren. Eiseres wil bij referent in Nederland komen wonen. Op 26 mei 2021 heeft referent een aanvraag ingediend voor eiseres en hun minderjarige zoon [zoon] . Bij deze aanvraag is verzocht om vrijstelling van het inburgeringsvereiste. [1]
Het bestreden besluit
9. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd, omdat eiseres niet voldoet aan alle voorwaarden die in Nederland worden gesteld aan gezinshereniging. Eiseres voldoet namelijk niet aan het inburgeringsvereiste. [2] Eiseres heeft geen inburgeringsexamen gedaan en zij behoort niet tot een groep vreemdelingen die van deze eis zijn vrijgesteld. Volgens de staatssecretaris wordt gezinshereniging voor eiseres ook niet onmogelijk of heel erg moeilijk als zij eerst moet slagen voor het inburgeringsexamen. De staatssecretaris ziet geen reden om van zijn beleid af te wijken. [3] Dat eiseres hierdoor niet haar gezinsleven met referent kan voortzetten in Nederland is volgens de staatssecretaris niet in strijd met het recht op bescherming van het gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
De eisen voor het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf.
10. Om de gevraagde mvv te kunnen krijgen, moet eiseres voldoen aan dezelfde voorwaarden die gelden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Eén van die voorwaarden is dat eiseres binnen één jaar direct voorafgaand aan de aanvraag moet zijn geslaagd voor het basisexamen inburgering. Als zij daarvoor niet is geslaagd, wordt de aanvraag normaal gesproken afgewezen.
Is het inburgeringsvereiste in strijd met artikel 14 van het EVRM en met de Gezinsherenigingsrichtlijn?
11. Eiseres stelt dat het tegenwerpen van het inburgeringsvereiste in strijd is met het verbod van discriminatie in artikel 14 van het EVRM en met het recht op gezinshereniging zoals vastgelegd in artikel 7 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. [4] Daarbij verwijst eiseres naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 23 januari 2023. [5] In die zaak had de staatssecretaris onvoldoende laten zien dat een inburgeringsexamen in het buitenland’ de integratie in de Nederlandse samenleving’ bevordert. De staatssecretaris had daarnaast volgens de zittingsplaats Haarlem niet laten zien dat het inburgeringsvereiste in het buitenland in overeenstemming is met het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit.
12. Deze rechtbank is anders dan de zittingsplaats Haarlem van oordeel dat het inburgeringsvereiste niet in strijd is met artikel 14 van het EVRM en artikel 7 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Dat de staatssecretaris het inburgeringsvereiste niet voor alle nationaliteiten hanteert, is geen verboden onderscheid zoals bedoeld in artikel 14 van het EVRM. Het inburgeringsvereiste geldt namelijk voor onderdanen van landen waarvoor ook een mvv-plicht geldt. Dit door de staatssecretaris gemaakte onderscheid naar herkomstland is gebaseerd op factoren die per land verschillen, zoals buitenlandse betrekkingen en financieel-economische belangen. Ook als het hier gaat om gelijke gevallen is het onderscheid gerechtvaardigd. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat het inburgeringsvereiste effectief en proportioneel is. In het verweerschrift heeft de staatssecretaris hiervoor verwezen naar de parlementaire behandeling van de Wet inburgering in het buitenland en naar onderzoeken die zijn gedaan naar het daadwerkelijke effect van inburgering in het buitenland. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden totdat de hoogste bestuursrechter uitspraak heeft gedaan op het hoger beroep tegen de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem.
Moet de staatssecretaris eiseres ontheffen van het inburgeringsvereiste?
13. De staatssecretaris wijst de mvv-aanvraag niet in alle gevallen af als iemand niet voldoet aan het inburgeringsvereiste. Er kunnen bijzondere individuele omstandigheden zijn waardoor gezinshereniging onmogelijk of heel erg moeilijk is als de vreemdeling eerst het examen moet behalen. Als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vindt dat er zulke omstandigheden zijn, dan krijgt de vreemdeling ontheffing van de plicht om te slagen voor het examen. [6] Voor de toepassing hiervan is beleid [7] gemaakt. Ook heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst een interne werkinstructie 2021/21 ‘Inburgering in het buitenland’ (hierna: WI 2021/21).
14. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris haar ten onrechte geen ontheffing heeft verleend voor het inburgeringsexamen vanwege bijzondere individuele omstandigheden. Hierbij wijst eiseres op de in WI 2021/21 genoemde omstandigheden die kunnen leiden tot ontheffing van het inburgeringsvereiste. De staatssecretaris heeft volgens haar niet kenbaar meegewogen dat zij en referent al in 2014 zijn getrouwd en dat zij niet lang naar school is gegaan. Eiseres verwijst naar het arrest K. en A. tegen Nederland van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 juli 2015. [8] Hierin is geoordeeld dat ontheffing moet worden verleend als inburgering een te grote hindernis vormt voor gezinshereniging. Tot slot voert eiseres aan dat haar gezondheid niet goed is. Zij kan zich hierdoor niet goed leren voor het basisexamen.
15. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris alle door eiseres genoemde omstandigheden heeft betrokken in zijn beoordeling. De staatssecretaris heeft onderkend dat eiseres en referent in 2014 al zijn getrouwd. Verder heeft de staatssecretaris het opleidingsniveau van eiseres bij zijn beoordeling betrokken door te overwegen dat het zelfstudiepakket geschikt is voor verschillende opleidingsniveaus en dat het pakket beschikbaar is in de taal die eiseres spreekt. Daarnaast heeft de staatssecretaris de medische problemen van eiseres en haar zoon kenbaar betrokken in zijn beoordeling. De staatssecretaris heeft behalve de medische verklaring van de aangewezen arts ook de verklaringen hierover tijdens de hoorzitting en het later overgelegde bewijs van gebruikte medicijnen in aanmerking genomen. Tot slot is bij de beoordeling betrokken de stelling van eiseres dat haar bewegingsvrijheid in Saoedi-Arabië beperkt is, omdat zij niet altijd een geldige verblijfsvergunning heeft.
16. Zoals de staatssecretaris stelt heeft eiseres geen poging gedaan om (een deel van) het examen af te leggen. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij zich hiervoor voldoende heeft voorbereid. De verklaring van referent dat eiseres geprobeerd heeft om zich voor te bereiden met het haar toegestuurde cursusmateriaal heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. De omstandigheid dat eiseres laaggeschoold is, betekent niet dat de staatssecretaris geen aantoonbare inspanningen van eiseres zou mogen worden verwachten. Ook is niet aangetoond dat het om medische redenen niet mogelijk is of onredelijk om dit van eiseres te verwachten. Uit de door eiseres overgelegde medische verklaring volgt dit niet. Dat zij visueel beperkt is als gevolg van een auto-ongeluk en naar eigen zeggen hoofdpijnklachten heeft overgehouden, is onvoldoende om het tegendeel aan te nemen. De omstandigheid dat eiseres en referent al langer getrouwd zijn, betekent ook niet dat van eiseres geen inspanningen worden verwacht om zich voor te bereiden op en te slagen voor het inburgeringsexamen. Dit is niet onevenredig. Het is namelijk niet uitgesloten dat eiseres alsnog binnen een redelijke termijn zou kunnen slagen voor het inburgeringsexamen. Dat zij in Saoedi-Arabië afhankelijk is van een verblijfsvergunning die zij jaarlijks moet verlengen is ook geen reden om anders te oordelen.
17. De staatssecretaris heeft zich met de motivering in het bestreden besluit dan ook op het standpunt kunnen stellen dat in het geval van eiseres geen sprake is van een (combinatie van) bijzondere individuele omstandigheden waardoor zij zou moeten worden ontheven van de inburgeringsplicht.
Is het besluit in overeenstemming met het recht op gezinsleven (artikel 8 van het EVRM)?
18. Eiseres voert aan dat de belangenafweging die de staatssecretaris op grond van artikel 8 van het EVRM heeft gemaakt onvoldoende is. De staatssecretaris heeft volgens eiseres in de belangenafweging ten onrechte vooral het belang van de integratie tegengeworpen. Hij erkent dat referent voldoende inkomen heeft. De integratie kan ook plaatsvinden in Nederland. Daarnaast stelt eiseres dat zij haar recht op gezinsleven met referent niet in Saoedi-Arabië kan uitoefenen, omdat zij daar geen verblijfsrecht heeft en geen middelen van bestaan. Ook in Somalië kan het recht op gezinsleven niet worden uitgeoefend. De staatssecretaris voert volgens haar geen omstandigheden aan waardoor de belangen van Nederland geschaad zouden worden als eiseres naar Nederland zou komen.
19. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat de belangenafweging van de staatssecretaris onvoldoende evenwichtig is. De staatssecretaris heeft in zijn belangenafweging terecht gewezen op het uitgangspunt dat artikel 8 van het EVRM aan eiseres geen vrije keuze laat waar zij zich vestigt. Daarnaast mag Nederland terughoudend zijn bij het toelaten van vreemdelingen, vanwege het Nederlands economisch belang. De staatssecretaris heeft in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat zij nooit een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad, dus ook niet toen zij het gezinsleven met referent startte. Daarnaast heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat het economisch belang van Nederland ook in dit geval een rol speelt in de belangenafweging. Dat referent inkomen heeft, betekent namelijk niet dat het economisch belang van Nederland niet wordt geraakt als eiseres in Nederland mag verblijven. Het economisch belang gaat namelijk ook over de bescherming van de arbeidsmarkt en de door de overheid betaalde voorzieningen zoals bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg. Verder heeft de staatssecretaris in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat niet is gebleken dat zij voldoende kennis heeft van de Nederlandse taal en samenleving. Het is niet gebleken dat er een objectieve belemmering bestaat voor eiseres en referent om hun gezinsleven voort te zetten in Saoedi-Arabië. De enkele omstandigheid dat het moeilijk is voor referent om daar werk te vinden en een verblijfsvergunning te krijgen is hiervoor onvoldoende Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat het onmogelijk is voor referent om in Saoedi-Arabië te wonen.
Is voldoende rekening gehouden met het belang van het (minderjarige) kind?
20. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende kenbaar rekening heeft gehouden met de belangen van de minderjarige zoon van eiseres en referent. De mvv-aanvraag van de zoon is inmiddels ingewilligd. Eiseres stelt dat dit leidt tot de feitelijke scheiding van eiseres van haar zoon. Het ziet er niet naar uit dat eiseres de komende jaren het basisexamen zal halen, zodat deze scheiding jaren zal duren.
21. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat de zoon van eiseres en referent zonder eiseres in Nederland kan komen wonen niet betekent dat ook eiseres toegang tot en verblijf in Nederland moet worden toegestaan. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het belang van de zoon zich verzet tegen een voortgezet verblijf bij haar in Saoedi-Arabië. Het is aan eiseres en referent om te beslissen of hun zoon mogelijk alleen naar Nederland komt voor verblijf bij referent. Het besluit om eiseres geen mvv te verlenen heeft zelf niet tot gevolg dat het gezin uit elkaar wordt gehaald.

Conclusie en gevolgen

22. De staatssecretaris heeft de aanvraag voor een mvv terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.
23. De staatssecretaris hoeft daarom ook geen proceskosten te betalen en eiseres krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het inburgeringsvereiste betekent dat de vreemdeling in het jaar vóór het indienen van de mvv-aanvraag geslaagd moet zijn voor het basisexamen inburgering buitenland. Met dat examen wordt kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij getoetst.
2.Artikel 16, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw).
3.Zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
6.Dit staat in artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, van het Vb.
7.Dit staat in paragraaf B1/4.7 van de Vc.
8.ECLI:EU:C:2015:453.