ECLI:NL:RBDHA:2023:12897
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep van een Nigeriaanse asielzoeker die met onbekende bestemming is vertrokken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in de zaak van een Nigeriaanse asielzoeker die eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 21 mei 2021 afgewezen, maar het beroep tegen deze afwijzing werd op 4 november 2021 gegrond verklaard. Echter, op 24 mei 2022 werd de aanvraag opnieuw afgewezen. De gemachtigde van de eiser vroeg om aanhouding van de behandeling van het beroep, wat door de rechtbank werd toegewezen. Tijdens de zitting op 7 juli 2023 bleek dat de eiser op 15 juni 2023 met onbekende bestemming was vertrokken, zonder de staatssecretaris te informeren over zijn verblijfplaats.
De rechtbank overwoog dat wanneer een vreemdeling die bescherming in Nederland heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming. De gemachtigde van de eiser was pas op de hoogte van de vertrekstatus van de eiser op 6 juli 2023 en vroeg om een termijn om contact op te nemen. De rechtbank zag echter geen aanleiding om hieraan tegemoet te komen, aangezien de eiser geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was en dat de eiser geen proceskostenvergoeding zou ontvangen.