ECLI:NL:RBDHA:2023:12887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
AWB 23-966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 25 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had op 12 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor wijziging van haar verblijfsvergunning van het doel 'arbeid' naar 'verblijf bij partner'. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris op 3 februari 2022 afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 20 januari 2023 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat partijen niet voor een zitting worden uitgenodigd, omdat dit op grond van artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er op 23 augustus 2023 uitspraak was gedaan in het beroep, waardoor de connexiteit met de bodemprocedure niet meer aanwezig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien de gronden van het verzoek gelijk waren aan die van het beroep, waarvoor al een proceskostenvergoeding was toegekend aan verzoekster.

De uitspraak is openbaar gemaakt en verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak is geen verzet of hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/966

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. drs. G.H.A. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

1. Op 12 augustus 2021 heeft verzoekster een aanvraag ingediend, strekkende tot wijziging van haar verblijfsvergunning met het doel ‘arbeid’ naar het doel ‘verblijf bij partner’.
1.1
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 februari 2022 (primaire besluit) afgewezen. Verweerder heeft hierbij ook vastgesteld dat verzoekster niet in aanmerking komt voor verlenging van haar verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’.
1.2
Met het besluit van 20 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3
Verzoekster heeft beroep (AWB 23/965) ingesteld tegen het bestreden besluit. Samenhangend met dit beroep heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (AWB 23/966) te treffen.
1.4
Bij brief van 15 augustus 2023 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, onder aanbieding van vergoeding van de proceskosten aan verzoekster.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Partijen worden niet uitgenodigd voor een zitting in deze zaak, omdat dat op grond van artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is.
3. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu er op 23 augustus 2023 uitspraak is gedaan in het beroep en er daarom niet langer sprake is van de vereiste connexiteit als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening zijn gelijk aan de gronden van het beroep, en voor het beroep is al een proceskostenvergoeding toegekend aan verzoekster.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2023 door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
griffier
rechter
Deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is geen verzet of hoger beroep mogelijk.