ECLI:NL:RBDHA:2023:12885
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst door langdurig ingezetene van de EU
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een langdurig ingezetene van de EU met de Afghaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst, welke door verweerder op 29 september 2022 werd afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 6 februari 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 23 augustus 2023 de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat er verwarring was ontstaan over de aanvraagprocedure tussen hem en zijn werkgever. Eiser stelde dat het UWV-advies, dat vereist was voor de tewerkstellingsvergunning, had moeten worden afgewacht. De rechtbank oordeelde echter dat eiser, ondanks de mogelijkheid tot herstel van het verzuim, geen inhoudelijke bezwaargronden had ingediend. De rechtbank concludeerde dat verweerder op goede gronden het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat eiser niet had voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser geen recht had op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.