ECLI:NL:RBDHA:2023:12825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/650180 / KG ZA 23-563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bestuurder van Stichting Ambachtnederland.nl en terugkeer naar functie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de Stichting Ambachtnederland.nl. De zaak betreft het ontslag van [eiseres] als bestuurder van de Stichting, dat op 4 juli 2023 door de Raad van Toezicht (RvT) is uitgesproken. [eiseres] vorderde in kort geding haar terugkeer als bestuurder, omdat zij van mening was dat het ontslag niet rechtsgeldig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het ontslagbesluit niet op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen, omdat [eiseres] niet de gelegenheid had gekregen om zich te verweren tegen het voorgenomen ontslag. Dit was in strijd met de statutaire hoorplicht. De voorzieningenrechter heeft daarom de Stichting bevolen om [eiseres] binnen 48 uur na betekening van het vonnis weer toe te laten tot haar werkzaamheden als bestuurder en haar toegang te verlenen tot de gebouwen en digitale werkomgeving van de Stichting. Tevens werd de Stichting veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldeed, tot een maximum van € 50.000,-. De proceskosten werden aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 1.393,00, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente. De vorderingen van de Stichting werden afgewezen, en de overige kosten van de procedure werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/650180 / KG ZA 23-563
Vonnis in kort geding van 14 augustus 2023
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. B.P.J.M.L. Vliexs te Nijmegen,
tegen

1.STICHTING AMBACHTNEDERLAND.NL te Zoetermeer,

2. [gedaagde sub 2]te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3]te [woonplaats 3] ,
verschenen in persoon,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: de Stichting, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juli 2023, met producties;
- de wijziging van eis, met (aanvullende) producties
- de conclusie van antwoord/verweerschrift van de Stichting, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , met producties;
- de e-mail van 28 juli 2023 van [gedaagde sub 2] ;
- de brief van 28 juli 2023 van mr. Vliexs, met bijlage;
- de e-mail van 3 augustus 2023 van mr. Vliexs;
- de e-mail van 4 augustus 2023 van [gedaagde sub 2] ;
- de e-mail van 7 augustus 2023 van mr. Vliexs.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juli 2023. Partijen hebben ter zitting pleitnotities overhandigd die in het dossier zijn gevoegd. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter de zaak pro forma twee weken aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te bereiken.
1.3.
Op 28 juli 2023 hebben mr. Vliexs en [gedaagde sub 2] (de laatste mede namens de Stichting) de voorzieningenrechter verzocht om vonnis te wijzen. Hierbij hebben deze partijen te kennen gegeven dat zij geen minnelijke regeling hebben bereikt en dat [gedaagde sub 3] is afgetreden als lid van de Raad van Toezicht. Mr Vliexs heeft kenbaar gemaakt dat bij gebrek aan belang de vordering tegen [gedaagde sub 3] wordt ingetrokken en heeft de vordering in verband daarmee gewijzigd. Bij bericht van 2 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter aan partijen meegedeeld aanleiding te zien voor een korte digitale voortzetting van de mondelinge behandeling die op zeer korte termijn zou moeten plaatsvinden, bij voorkeur op 7 of 8 augustus 2023. Voor het geval voortzetting van de mondelinge behandeling op korte termijn niet haalbaar zou zijn, heeft de voorzieningenrechter bepaald dat vonnis wordt gewezen. Bij e-mail van 4 augustus 2023 heeft [gedaagde sub 2] meegedeeld dat hij in de week van 7 augustus 2023 verhinderd is. In diezelfde e-mail heeft [gedaagde sub 2] zich andermaal uitgelaten over de vorderingen van [eiseres] . Vervolgens heeft de voorzieningenrechter [eiseres] toegestaan daarop kort, in maximaal 1 A4, te reageren. Op 7 augustus 2023 heeft [eiseres] zich uitgelaten. Op diezelfde datum heeft mr. Vliexs een eiswijziging ingediend.
1.4.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De Stichting, opgericht op 7 december 2016, stelt zich ten doel het ondersteunen en versterken van kleinschalige ambachtelijke bedrijven en branches, waarbij zij zich hoofdzakelijk richt op het binnen en ten behoeve van die bedrijven en branches (doen) verzorgen van scholing. Het gaat hierbij om ambachten als die van rietdekker, glazenier, lijstenmaker, pianotechnicus, etc.
2.2.
Vanaf de oprichting tot 19 januari 2022 vormden [eiseres] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gezamenlijk het bestuur van de Stichting.
2.3.
Op 19 januari 2022 heeft de Stichting een statutenwijziging doorgevoerd waarbij een Raad van Toezicht (RvT) is ingesteld. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , vormden vanaf die dag de RvT.
2.4.
De Statuten van de Stichting bevatten de volgende bepalingen:

Artikel 4 – Bestuur van de stichting
(...)
5. Bestuursleden kunnen te allen tijde onder opgaaf van redenen door de raad van toezicht worden geschorst en ontslagen.
6. In het geval het bestuur uit meerdere leden bestaat, pleegt de raad van toezicht
overleg over een voorgenomen benoeming of ontslag van een lid van het bestuur
met het andere lid van het bestuur. Alvorens een besluit tot ontslag te nemen, krijgt het betreffende lid van het bestuur de gelegenheid om in een vergadering van de raad van toezicht te worden gehoord. Hij kan zich daarbij laten bijstaan door een raadsman.
(...)
9. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij
daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het
belang van de stichting. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.
(...)
11 - Raad van toezicht: Taken en bevoegdheden.
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur
en op de algemene gang van zaken in de stichting en de daarmee verbonden organisatie, zulks mede in relatie tot de maatschappelijke functie-van de stichting. De raad van toezicht vervult de werkgeversfunctie respectievelijk een klankbordfunctie voor het bestuur en staat het bestuur met raad en advies ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de raad van toezicht en zijn individuele leden zich naar het belang van de stichting en de daarmee verbonden organisatie. De individuele leden van de raad van toezicht vervullen hun taak zonder last of ruggespraak. Zo nodig kan de raad van toezicht zich bij de uitoefening van zijn taak, voor rekening van de stichting, doen bijstaan door deskundigen.
2.5.
Verder is in artikel 15 van de statuten bepaald dat een besluit tot ontbinding onderworpen is aan goedkeuring door de RvT. Met betrekking tot de vereffening is bepaald dat de vereffening geschiedt door het bestuur, tenzij bij het besluit tot ontbinding één of meer andere vereffenaars zijn aangewezen. Hierbij is bepaald dat de bestemming van een eventueel batig saldo zoveel als mogelijk in overeenstemming met het doel van de Stichting wordt vastgesteld.
2.6.
Per 1 april 2019 is de Stichting een project gestart met een looptijd tot en met 31 december 2023. Dat project “Levenlang ontwikkelen via de Ambachtsacademie” (“de
Ambachtsacademie”) is gericht op de instroom van gemiddeld 75 volwassenen per jaar in een kleinschalig ambacht, die daarmee in 1,5 jaar opgeleid worden tot vakbekwaam ondernemer. Voor dit project heeft de Stichting een subsidie van het Rijk verkregen van (maximaal) € 3.000.000,-.
2.7.
In verband met uitblijven van een (nieuwe) financiële bijdrage van het Rijk heeft de Stichting in april 2022 een afbouwplan opgesteld (‘de fasegewijze afbouw organisatie AmbachtNederland’), dat op 13 juli 2022 ter goedkeuring is voorgelegd aan de RvT. Het afbouwplan is op 17 augustus 2022 door de RvT goedgekeurd.
2.8.
Op 5 juni 2023 heeft [eiseres] tezamen met de directeur van de Stichting met het oog op voortzetting van het werk van de Stichting de coöperatie Ambacht Nederland u.a. (hierna: de Coöperatie) opgericht.
2.9.
Bij besluit van 7 juni 2023 heeft bestuur van de Stichting besloten de Stichting per 30 juni 2023 te ontbinden en ter vereffenen, met aanwijzing van [eiseres] als vereffenaar.
2.10.
Bij brief van 19 juni 2023 heeft de RvT aan het bestuur van de Stichting meegedeeld dat zij voor de bekrachtiging van het ontbindingsbesluit als voorwaarden stelt dat de leden van de RvT worden aangewezen als vereffenaars en dat er een voorstel komt voor de verdeling van het restsaldo ten behoeve van de bij de Stichting betrokken branches.
2.11.
Op 30 juni 2023 heeft een vergadering plaatsgevonden van de RvT, in aanwezigheid van [eiseres] en de directeur van de Stichting. Van deze vergadering is een transcriptie gemaakt. Tijdens de vergadering is onder meer gesproken over de te benoemen vereffenaar(s) en de vraag of leden van de RvT bij de vereffening een rol zouden moeten spelen. Ook is er gesproken over de benoeming van een onafhankelijke derde. Verder is aan de orde geweest of de betrokkenheid van [eiseres] bij de Coöperatie al dan niet een tegenstrijdig belang oplevert.
2.12.
Bij e-mail van 4 juli 2023 heeft [eiseres] aan de RvT meegedeeld dat zij heeft besloten dat zij zichzelf en de onafhankelijke derde benoemt tot vereffenaars. In deze e-mail schrijft [eiseres] dat zij de wijze waarop de RvT invulling willen geven aan de vereffening strijdig is met de statuten en niet het belang van de Stichting dient. Verder schrijft [eiseres] dat zij om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen haar ontslag als bestuurder van de Coöperatie indient.
2.13.
Bij per e-mail verzonden brief van eveneens 4 juli 2023 heeft de RvT [eiseres] ontslagen als bestuurder van de Stichting. In deze brief verzoekt de RvT [eiseres] om kenbaar te maken indien zij conform de statuten wenst te worden gehoord. Verder bevat de brief het verzoek om alle goederen die [eiseres] uit hoofde van haar bestuurslidmaatschap onder zich heeft terug te geven aan de Stichting.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis op 28 juli 2023, waarbij onder meer de vorderingen gericht tegen [gedaagde sub 3] zijn ingetrokken, vordert [eiseres] , samengevat:
(primair) de Stichting te gebieden om het ontslagbesluit van 4 juli 2023 in te trekken dan wel (subsidiair) het ontslagbesluit van 4 juli 2023 te vernietigen;
de Stichting te gebieden om [eiseres] toe te laten tot haar werkzaamheden bij de Stichting, haar de toegang te verlenen tot alle gebouwen en terreinen van de Stichting en tot de digitale werkomgeving;
de Stichting te gebieden om [eiseres] toe te staan dat zij haar vertegenwoordigingsbevoegdheid uitoefent en haar toe te staan om haar taken als bestuurder uit te oefenen en er voor zorg te dragen dat zij als zodanig bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven waarbij uit het handelsregister blijkt dat zij vertegenwoordigingsbevoegd is;
de Stichting te gebieden om binnen de organisatie van de Stichting aan ieder personeelslid van de Stichting een e-mail te zenden met de inhoud: “
De Raad van Toezicht heeft [eiseres] niet rechtsgeldig ontslagen als bestuurder van de Stichting Ambachtnederland.nl. [eiseres] zal weer als statutair bestuurder aan het werk gaan.”;
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Stichting in de proceskosten;
voorwaardelijk, voor het geval het gevorderde onder 1 wordt toegewezen vordert de Stichting, samengevat:
5. ( (primair) haar (de Stichting) vervangende goedkeuring te verlenen aan het door het bestuur op 7 juni 2023 genomen besluit tot ontbinding en vereffening van de Stichting; dan wel (subsidiair) [gedaagde sub 2] (het enige lid van de RvT van de Stichting) te gebieden om alle medewerking te verlenen aan het door het bestuur van de Stichting effectueren van de ontbinding en vereffening van de Stichting conform het door het bestuur op 7 juni 2023 genomen besluit tot ontbinding en vereffening van de Stichting, met bepaling dat het lid van de RvT een dwangsom verbeurt voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan het hier onder 5 (subsidiair) gevorderde voldoet.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Het ontslag van [eiseres] als bestuurder van de Stichting is nietig, dan wel vernietigbaar wegens strijd met de wet (misbruik van bevoegdheid), de statuten (schending van de hoorplicht), en/of de redelijkheid en billijkheid. Dat de Raad van Toezicht zelf de vereffening ter hand wenst te nemen vormt in geen geval een valide reden voor het ontslag. Aangezien de Stichting nu zonder bestuurder is en de RvT dreigt te handelen in strijd met de statuten, heeft [eiseres] bij haar vordering een spoedeisend belang.
Om het werk van de Stichting (de Ambachtsacademie) te kunnen voortzetten is het van belang dat het besluit tot ontbinding en vereffening van de Stichting wordt goedgekeurd en dat het batige saldo ten goede komt aan de Coöperatie, zoals dat ook is besproken tijdens het overleg met het Ministerie van OCW. De Stichting vordert daarom voorwaardelijk – namelijk voor het geval het gevorderde onder 1 wordt toegewezen – vervangende goedkeuring van het besluit tot ontbinding en vereffening, dan wel veroordeling van (de leden van) de RvT om het besluit van 7 juni 2023 goed te keuren, zulks op straffe van een dwangsom.
3.3.
De Stichting en [gedaagde sub 2] voeren verweer. De Stichting en [gedaagde sub 2] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft haar eis andermaal willen wijzigen op 7 augustus 2023, maar die eiswijziging legt de voorzieningenrechter ter zijde. Partijen hadden hun debat ter zitting voltooid, hebben nadien onderling gepoogd tot een minnelijke oplossing te komen, en toen dat niet lukte is er over en weer nog een korte schriftelijke nadere standpuntbepaling toegestaan. In de allerlaatste schriftelijk inbreng van de zijde van [eiseres] heeft zij nogmaals haar eis willen wijzigen. Nu dat in een wel zeer laat stadium is gedaan, nadat partijen over en weer vonnis hadden gevraagd, zou het toestaan van die wijziging een vertraging in de voortgang van de procedure veroorzaken die niet aanvaardbaar is en daarom in strijd met de goede procesorde is.
4.2.
[eiseres] heeft dit kort geding aanhangig gemaakt mede namens de Stichting. Hierna zal worden geoordeeld dat het ontslagbesluit van 4 juli 2023 niet nietig is, met als gevolg dat [eiseres] ten tijde van het aanhangig maken van dit kort geding geen bestuurder was en daarom niet langer bevoegd was om de Stichting te vertegenwoordigen. Alleen al om die reden moet het ervoor worden gehouden dat de Stichting niet te beschouwen is als eisende partij in dit kort geding. Dit is in de kop van het vonnis tot uitdrukking gebracht. De voorwaardelijke vordering, die uitsluitend is ingesteld namens de Stichting, is daarmee niet toewijsbaar.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat de Stichting vanwege het wegvallen van de subsidie moet worden afgebouwd en dat de Stichting moet worden ontbonden en vereffend. Het (voormalig) bestuur en de RvT hebben een hoogoplopend geschil over de te benoemen vereffenaars en met name over de bestemming van het restsaldo. Hierbij heeft [eiseres] zich op het standpunt gesteld dat het belang van de Ambachtsacademie en dat van de Stichting meebrengt dat het restsaldo ten goede moet komen aan Coöperatie, terwijl de RvT (op dit moment bestaande uit alleen [gedaagde sub 2] ) meent dat het saldo ten goede moet komen aan de betrokken brancheverenigingen, die vervolgens zelf kunnen besluiten of zij participeren in de Coöperatie. Volgens de RvT is door de betrokkenheid van [eiseres] bij de Coöperatie sprake van een tegenstrijdig belang. Dit geschil heeft uiteindelijk geleid tot het haar ontslag op 4 juli 2023.
4.4.
Op grond van artikel 4 lid 6 van de statuten kan de RvT alleen een ontslagbesluit nemen nadat het betreffende bestuurslid de gelegenheid heeft gekregen om in een vergadering van de RvT te worden gehoord. Indien niet aan deze statutaire hoorplicht is voldaan, is het ontslagbesluit op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW vernietigbaar.
[gedaagde sub 2] heeft betwist dat de hoorplicht is geschonden. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat [eiseres] is gehoord tijdens de vergadering van 30 juni 2023 van de RvT en dat dit zou blijken uit de transcriptie van die vergadering en uit het ontslagbesluit. Dit betoog kan niet worden gevolgd. De statutaire hoorplicht strekt ertoe dat een bestuurder in de gelegenheid wordt gesteld zich deugdelijk tegen een voorgenomen ontslag te verweren. Daartoe is in dit geval aan [eiseres] geen gelegenheid geboden. Op 4 juli 2023 werd het bestuursbesluit om over te gaan tot het benoemen van de vereffenaars direct beantwoord met het ontslagbesluit, zonder dat [eiseres] daaraan voorafgaand in de gelegenheid is gesteld om daarover te worden gehoord. Weliswaar is tijdens de vergadering op enig moment gedreigd met ontslag, maar dat is onvoldoende om aan te nemen dat [eiseres] tijdens die vergadering deugdelijk over een geconcretiseerd voornemen tot ontslag is gehoord op een geëigende wijze. In dat verband is van belang dat het voorgenomen besluit en de gronden daarvoor niet vooraf aan [eiseres] kenbaar zijn gemaakt, zodat zij zich daarop ook niet heeft kunnen voorbereiden. Zij heeft zich ook niet (kunnen) voorzien van bijstand van een raadsman, zoals voorzien in de statuten. De mededeling in het ontslagbesluit dat [eiseres] alsnog kon verzoeken om te worden gehoord, getuigt van een miskenning van de ratio van de statutaire hoorplicht: die dient ertoe de argumenten van de bestuurder mee te wegen alvorens tot een besluit te komen. Horen achteraf betekent dat de bestuurder in kwestie moet opboksen tegen een al genomen ontslagbesluit.
4.5.
Het voorgaande betekent dat het ontslagbesluit naar het oordeel van de voorzieningenrechter vernietigbaar is. Vernietiging van dat besluit is in kort geding niet mogelijk. Het betekent wel dat de Stichting [eiseres] vooruitlopend op de vernietiging (dan wel intrekking van het besluit) weer moet toelaten tot de uitoefening van haar werkzaamheden als bestuurder van de Stichting en dat de Stichting er zo nodig zorg voor moet dragen dat [eiseres] weer wordt ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, waaruit ook de haar toekomende zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt. Het voorgaande omvat de plicht van de Stichting [eiseres] weer toegang geven tot alle gebouwen en terreinen van de Stichting en tot de digitale werkomgeving. De vorderingen onder 2. en 3. worden daarom op de in de beslissing vermelde wijze toegewezen. Aangezien de Stichting geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering onder 4. en een officiële mededeling dat [eiseres] haar taken hervat in het belang van de Stichting is, wordt die vordering eveneens toegewezen, en wel op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.6.
Om onnodige executieproblemen te voorkomen wordt de termijn waarbinnen de Stichting aan voormelde vorderingen moet voldoen bepaald op 48 uur na betekening van dit vonnis. Zoals gevorderd worden deze vorderingen versterkt met een dwangsom, die wordt gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld.
4.7.
Zoals in 4.1 is overwogen is de vordering van de Stichting niet toewijsbaar. Ten aanzien van deze vordering overweegt de voorzieningenrechter – ten overvloede – dat het terugdraaien van het ontslagbesluit geen oplossing biedt voor het geschil tussen het bestuur en de RvT over de vereffening van de Stichting. Ten aanzien van dit geschil merkt de voorzieningenrechter op dat de (inmiddels weliswaar formeel beëindigde) betrokkenheid van [eiseres] bij de Coöperatie mogelijk een tegenstrijdig belang oplevert, ook omdat de datum van de voorgenomen ontbinding gelegen is vóór de beëindiging van de activiteiten van de Stichting, eind december 2023. Dat de Coöperatie met de Stichting vergelijkbare maatschappelijke doelstellingen heeft, maakt dat niet anders. Het onthouden van goedkeuring aan het voorgestelde ontbindingsbesluit, dan wel het stellen van voorwaarden door de RvT, levert dan ook in de visie van de voorzieningenrechter op basis van wat over en weer door partijen is aangedragen, niet zonder meer misbruik van bevoegdheid op. Er zijn op dit moment ook onvoldoende aanknopingspunten dat het onthouden van die goedkeuring in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, waar het niet onbegrijpelijk is dat de RvT uitkering van het gehele batig saldo aan de Coöperatie niet vanzelfsprekend vindt. Hierbij merkt de voorzieningenrechter wel op dat [eiseres] aannemelijk heeft gemaakt dat er draagvlak is voor een afwikkeling in lijn met haar voorstel en dat dit ook in het (overkoepelende) belang zou zijn van de betrokken branches, terwijl [gedaagde sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt welk draagvlak er binnen de brancheorganisaties is voor de door hem voorgestane afwikkeling en welke bezwaren er zijn tegen de door (inmiddels: ex-toezichthouder) [gedaagde sub 3] en de directeur van de Stichting voorgestelde regeling.
4.8.
Weliswaar heeft [eiseres] niets alles bereikt wat zij wilde met haar vorderingen, maar de belangrijkste vordering, die om weer tot haar werkzaamheden als bestuurder te worden toegelaten, wordt toegewezen en rechtvaardigt een veroordeling van de Stichting in de kosten van het geding. Die kosten worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
0,00
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.079,00
- overige kosten
0,00
Totaal
1.393,00
4.9.
De proceskosten worden voor wat betreft de voorwaardelijke vordering gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.10.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90) en de explootkosten van betekening toegekend.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
gebiedt de Stichting om [eiseres] binnen 48 uur na betekening van dit vonnis toe te laten tot haar werkzaamheden als bestuurder van de Stichting en haar de toegang te verlenen tot alle gebouwen en terreinen van de Stichting en tot de digitale werkomgeving en er voor zorg te dragen c.q. er medewerking aan te verlenen dat zij als zodanig bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven waarbij uit het handelsregister blijkt dat zij vertegenwoordigingsbevoegd is;
5.2.
gebiedt de Stichting om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis binnen de organisatie van de Stichting aan ieder personeelslid van de Stichting een e-mail te zenden met de inhoud: “
Bij vonnis in kort geding van 14 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag geoordeeld dat het ontslagbesluit van 4 juli 2023 waarbij [eiseres] is ontslagen als bestuurder van de Stichting Ambachtnederland.nl niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en zij in staat moet worden gesteld om haar bestuurswerkzaamheden te hervatten. [eiseres] zal weer als statutair bestuurder aan het werk gaan.”;
5.3.
veroordeelt de Stichting om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,-voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
5.4.
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.393,00, te vermeerderen met de nakosten zoals vermeld in 4.10, en met de wettelijke rente over die bedragen te rekenen vanaf de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag waarop die bedragen volledig zijn betaald;
5.5.
compenseert de overige kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023.
WJ