ECLI:NL:RBDHA:2023:12824
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens onvoldoende bewijs van doel en omstandigheden van verblijf en economische en sociale binding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Tanzaniaanse nationaliteit houder, en de minister van Buitenlandse Zaken over de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf. Eiser had op 14 juli 2022 een aanvraag ingediend, die door de minister werd afgewezen op basis van onvoldoende aangetoond doel en omstandigheden van het beoogde verblijf, alsook redelijke twijfel over zijn voornemen om Nederland te verlaten voor het verstrijken van de visumduur. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en dat hij voldoende bewijs heeft geleverd van zijn familiebanden en economische binding met Tanzania. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende objectieve bewijsstukken heeft overgelegd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat de weigeringsgronden in de Visumcode afzonderlijk kunnen leiden tot afwijzing van een visumaanvraag en dat de minister een ruime beoordelingsmarge heeft. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, omdat eiser niet kon aantonen dat hij voldoende binding had met zijn land van herkomst en dat hij het doel van zijn verblijf niet had onderbouwd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.