ECLI:NL:RBDHA:2023:12804
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kostenvergoeding voor bezwaarfase en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd gekregen voor de jaren 2014 en 2015. De inspecteur had deze navorderingsaanslagen bij uitspraken op bezwaar verminderd tot nihil, maar het verzoek van de eiser om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat er geen sprake was van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid die aanleiding zou geven tot een kostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig bewijsstukken had overgelegd ter ondersteuning van zijn aangiften. De rechtbank ging verder niet in op andere argumenten van de eiser die niet relevant waren voor de onderhavige beroepen. Daarnaast heeft de eiser verzocht om schadevergoeding wegens opname in de Fraude Signalering Voorziening (FSV), maar ook dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat voor een schadevergoeding een afzonderlijk verzoek bij het bestuursorgaan ingediend moest worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.