ECLI:NL:RBDHA:2023:12804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2696
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenvergoeding voor bezwaarfase en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd gekregen voor de jaren 2014 en 2015. De inspecteur had deze navorderingsaanslagen bij uitspraken op bezwaar verminderd tot nihil, maar het verzoek van de eiser om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat er geen sprake was van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid die aanleiding zou geven tot een kostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig bewijsstukken had overgelegd ter ondersteuning van zijn aangiften. De rechtbank ging verder niet in op andere argumenten van de eiser die niet relevant waren voor de onderhavige beroepen. Daarnaast heeft de eiser verzocht om schadevergoeding wegens opname in de Fraude Signalering Voorziening (FSV), maar ook dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat voor een schadevergoeding een afzonderlijk verzoek bij het bestuursorgaan ingediend moest worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 22/2696 en SGR 22/2698

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2023 in de zaken tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: M. van der Stelt),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2014 en 2015 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 29 maart 2022 de navorderingsaanslagen verminderd tot nihil en de verzoeken om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase afgewezen.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en [naam 2].

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft in zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2014 onder meer een bedrag van
€ 7.232 aan negatieve inkomsten uit eigen woning alsmede een bedrag aan giftenaftrek van € 830 aangegeven.
2. Eiser heeft in zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2015 onder meer een bedrag aan specifieke zorgkosten van € 320 alsmede een bedrag aan giftenaftrek van € 1.111 aangegeven.
3. De definitieve aanslagen over de jaren 2014 en 2015 zijn overeenkomstig de aangiften opgelegd.
4. Verweerder heeft vervolgens bij brieven van 16 maart 2017 aan eiser meegedeeld dat de Belastingdienst onderzoek heeft gedaan naar het aangiftegedrag van degene die de aangiften van eiser heeft ingediend en dat daaruit is gebleken dat diegene voor meerdere personen aangiften met onjuiste aftrekposten heeft ingediend en dat dit mogelijk ook geldt voor de aangiften van eiser over de jaren 2014 en 2015. Verweerder heeft eiser verzocht om voor de onder 1 en 2 genoemde aftrekposten nadere bewijsstukken te verstrekken.
5. Bij brieven van 26 april 2017 heeft verweerder eiser in kennis gesteld van zijn voornemen om de onder 1 en 2 genoemde aftrekposten te corrigeren en hiervoor navorderingsaanslagen over de jaren 2014 en 2015 op te leggen. Verweerder heeft eiser daarbij in de gelegenheid gesteld om vóór 10 mei 2017 hierop te reageren indien hij het met het voornemen van verweerder niet eens is.
6. Verweerder heeft vervolgens met dagtekening 7 juni 2017 de aangekondigde navorderingsaanslagen opgelegd.
7. Verweerder heeft bij brieven van 3 april 2018 eiser verzocht om nadere bewijsstukken van de onder 1 en 2 genoemde aftrekposten te overleggen. Bij brieven van
18 april 2018 heeft de gemachtigde nadere bewijsstukken aan verweerder verstrekt. Vervolgens heeft verweerder bij uitspraken op bezwaar de onderhavige navorderingsaanslagen naar nihil verminderd. Verweerder heeft daarbij voor het jaar 2014 de negatieve inkomsten uit eigen woning en voor het jaar 2015 een deel van de specifieke zorgkosten alsmede de giftenaftrek geaccepteerd. Verweerder heeft op grond van het zogenoemde correctiebeleid de navorderingsaanslagen naar nihil verminderd, omdat de bedragen van de navorderingsaanslagen onder de grens van € 450 uitkomen. Verweerder heeft verder de verzoeken om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase afgewezen.

Geschil7. In geschil is of eiser recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Verder is in geschil of eiser recht heeft op een vergoeding van schade.

Beoordeling van het geschil
Kostenvergoeding bezwaarfase
8. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
9. Van het herroepen van de navorderingsaanslagen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid is in dit geval geen sprake. Verweerder heeft eiser, voorafgaand aan het opleggen van de navorderingsaanslagen, meerdere keren in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken aan te leveren van de door hem opgevoerde aftrekposten. Eiser heeft, tegenover de betwisting van verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat hij destijds in de voorfase drie tot vier keer toe bewijsstukken aan verweerder heeft verzonden dan wel dat de gemachtigde persoonlijk bewijsstukken bij verweerder heeft afgegeven. Eiser heeft namelijk geen kopieën van die brieven overgelegd en evenmin een bewijs van verzending. Daarnaast heeft eiser ook geen bewijs van ontvangst door verweerder overgelegd. Pas voor het eerst in de bezwaarfase heeft eiser nadere bewijsstukken overgelegd. Verweerder heeft naar aanleiding van deze stukken een deel van de geclaimde aftrekposten geaccepteerd en heeft met toepassing van het correctiebeleid uiteindelijk de navorderingsaanslagen verminderd naar nihil. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden geconcludeerd dat de navorderingsaanslagen zijn vernietigd wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Eiser heeft immers geen gevolg gegeven aan de verzoeken voorafgaand aan het opleggen van de navorderingsaanslagen om bewijsstukken aan verweerder te verstrekken. Eiser heeft daarom geen recht op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard. De rechtbank gaat verder voorbij aan hetgeen eiser ter zitting heeft aangevoerd over de door zijn ex-partner in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten, aangezien dit geen onderdeel van de onderhavige beroepen vormt en de rechtbank zich hierover dan ook geen oordeel kan vormen.
Vergoeding van schade
11. Eiser heeft ter zitting verzocht om vergoeding van schade wegens de opname van zijn gegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) van de Belastingdienst en hij ten onrechte als fraudeur is bestempeld.
12. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van schade af, aangezien de rechtbank op grond van artikel 8:73 van de Awb (oud) alleen bij een gegrond beroep de mogelijkheid heeft om een partij te veroordelen tot betaling van een vergoeding van (materiële) schade. Dat, naar eiser ter zitting heeft gesteld, de vader van eiser hiervoor wel een vergoeding van schade heeft ontvangen, kan aan voormeld oordeel niet afdoen.
13. Voor een eventuele vergoeding van schade moet eiser een afzonderlijk verzoek richten tot het desbetreffende bestuursorgaan en moet een eventuele procedure daarover worden gevoerd voor de algemene bestuursrechter of de civiele rechter. [1]
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. van Riel, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het hoger beroepschrift ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.vgl. Hoge Raad 10 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1748, r.o. 5.4.