ECLI:NL:RBDHA:2023:12780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.7317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen geregistreerde geboortedatum van een Afghaanse asielzoekster

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een Afghaanse asielzoekster tegen de geregistreerde geboortedatum in Nederland. De eiseres, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had gekregen, was het niet eens met de geboortedatum die in Nederland was geregistreerd. Eiseres had aanvankelijk een geboortedatum van [1998] opgegeven, maar stelde later dat zij was geboren op [geboortedatum 1 (2003)] en vervolgens op [geboortedatum 2 (2003)]. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres belang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, omdat een andere geboortedatum invloed zou kunnen hebben op haar status als minderjarige in een eventuele nareisprocedure.

De rechtbank overwoog dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de geboortedatum van eiseres op basis van haar eigen verklaringen had vastgesteld. Eiseres had in Bulgarije ook [1998] opgegeven als geboortedatum. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet verplicht was om ambtshalve onderzoek te doen naar de geboortedatum van eiseres, omdat er geen aanknopingspunten waren om aan de juistheid van de opgegeven geboortedatum te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht had vastgehouden aan de geboortedatum [1998] en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van consistente en eenduidige verklaringen van asielzoekers over hun geboortedatum en de rol van de overheid in het vaststellen van deze gegevens. De rechtbank wees erop dat de wisselende verklaringen van eiseres over haar geboortedatum voor haar rekening en risico kwamen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.7317
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres van Afghaanse nationaliteit V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure ingewilligd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld in verband met de geregistreerde geboortedatum.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Rezaie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 28 juni 2021 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 19 januari 2023, verzenddatum 10 februari 2023, heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). De vergunning is verleend met ingang van 28 juni 2021 en is geldig tot 28 juni 2026.
2. Verweerder gaat ervan uit dat eiseres is geboren op [1998] . Bij haar asielaanvraag heeft eiseres namelijk deze datum opgegeven als geboortedatum. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat eiseres in Bulgarije, waar zij eerder heeft verbleven, ook [1998] heeft opgegeven als geboortedatum.
3. Eiseres is het niet eens met haar in Nederland geregistreerde geboortedatum en heeft daarom beroep ingesteld tegen de ingewilligde vergunning genoemd in overweging 1. In eerste instantie voerde eiseres in beroep aan dat zij is geboren op [geboortedatum 1 (2003)] . Inmiddels stelt eiseres dat zij is geboren op [geboortedatum 2 (2003)] .
Procesbelang
4. De rechtbank overweegt dat in deze zaak eerst aanleiding bestaat te beoordelen of eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Een belanghebbende kan slechts opkomen tegen een besluit, indien zij bij het instellen van dat rechtsmiddel belang heeft in de zin dat zij daardoor in een gunstiger positie zou kunnen raken.
5. Als eiseres wordt gevolgd in de door haar gestelde geboortedatum, dan was zij minderjarig ten tijde van haar asielaanvraag in Nederland. In het kader van een eventuele nareisprocedure kan zij in een betere positie komen te verkeren als zij als minderjarige wordt aangemerkt.1 Het peilmoment2 voor het vaststellen van de minderjarigheid in een dergelijke procedure is de datum van de asielaanvraag die heeft geleid tot een verblijfsvergunning voor – in dit geval – eiseres. Zo kan eiseres door het instellen van beroep dus in een gunstiger positie komen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres om die reden procesbelang heeft bij het door haar ingestelde beroep.
Standpunt eiseres
6. Eiseres voert in beroep aan dat zij is geboren op [geboortedatum 2 (2003)] en heeft ter onderbouwing een kopie van een ‘Tijdelijke verblijfskaart voor vreemdelingen’ uit Iran met deze datum overgelegd. Zij heeft op advies van een mensensmokkelaar in Bulgarije en in Nederland gelogen over haar geboortedatum. Eiseres stelt dat verweerder haar niet kan aanrekenen dat zij in eerste instantie een andere geboortedatum heeft opgegeven, want zij was destijds minderjarig, getraumatiseerd en ernstig in de war. Volgens eiseres had verweerder in haar kwetsbaarheid aanleiding moeten zien om de door haar in Nederland opgegeven leeftijd actief te onderzoeken. Eiseres voert aan dat een dergelijk onderzoek onderdeel zou moeten zijn van het onderzoek van een hoormedewerker.
7. Eiseres voert verder in essentie aan dat verweerder niet op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel de leeftijd van een vreemdeling kan vaststellen. Volgens eiseres valt leeftijdsregistratie van een vreemdeling door een andere lidstaat niet onder het EU-recht, waardoor het interstatelijk vertrouwensbeginsel hier niet op van toepassing is. Subsidiair voert eiseres aan dat ten aanzien van Bulgarije niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat die lidstaat zich schuldig maakt aan zogenoemde pushbacks en het interstatelijk vertrouwensbeginsel mogelijk ondeelbaar is.3 Eiseres verzoekt de rechtbank een drietal prejudiciële vragen4 aan het Hof van Justitie van
1. Zie bijvoorbeeld de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1165.
2 Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 april 2018 in de zaak A&S, ECLI:EU:C:2018:248. Zie ook Werkinstructie 2023/2, pagina 23.
3 Zie in dit kader de verwijzingsuitspraak van 15 juni 2022 van zittingsplaats Den Bosch, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
4 In de zin van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
de Europese Unie (hierna: het Hof) te stellen over hoe een lidstaat moet omgaan met de leeftijdsregistratie van een gestelde minderjarige vreemdeling in een andere lidstaat.
Standpunt verweerder
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel geen rol speelt in deze procedure. Verweerder heeft de gehanteerde geboortedatumregistratie gebaseerd op de eigen verklaringen van eiseres in Nederland. Ruim één jaar na haar binnenkomst in Nederland heeft eiseres haar verklaringen gewijzigd, waardoor het volgens verweerder aan eiseres is om deze wijziging te onderbouwen met documenten. Eiseres heeft met het overleggen van een kopie van een Iraanse verblijfskaart volgens verweerder geen begin van bewijs geleverd ten aanzien van haar gestelde geboortedatum, omdat dit document niet is afgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst van eiseres. Omdat het een kopie betreft, kan verweerder het document niet op echtheid onderzoeken. Verweerder houdt daarom vast aan de opgegeven geboortedatum bij binnenkomst in Nederland.
Oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank stelt voorop dat van eiseres mag worden verwacht dat zij haar stelling, dat zij is geboren op [geboortedatum 2 (2003)] , onderbouwt. Bij de beoordeling of eiseres erin is geslaagd deze geboortedatum aannemelijk te maken, moet verweerder al het geleverde bewijs in onderlinge samenhang bezien, moet hij rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden en moet hij ervoor zorgen dat de eisen die hij aan het bewijs stelt evenredig zijn.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder zwaar gewicht heeft mogen toekennen aan de eigen verklaringen van eiseres over haar geboortedatum. Bij haar asielaanvraag in Nederland heeft eiseres verklaard dat zij is geboren op [1998] . Dit blijkt uit het formulier M35-H. Deze geboortedatum heeft eiseres ook opgegeven bij het
aanmeldgehoor Dublin op 5 juli 2021 en in de antecedentenverklaring die zij die dag heeft ondertekend. Dat eiseres ten tijde van haar asielaanvraag vanwege haar minderjarigheid en mentale toestand niet in staat was juist te verklaren over haar geboortedatum hoefde verweerder niet te volgen. In het rapport van [medische groep] staat weliswaar dat eiseres moeite heeft met het plaatsen van exacte data bij gebeurtenissen, maar dit betekent niet dat eiseres niet juist kon verklaren over haar geboortedatum. De rechtbank volgt eiseres ook niet dat verweerder in de kwetsbaarheid van eiseres aanleiding had moeten zien om ambtshalve onderzoek te doen naar de door haar opgegeven geboortedatum. Op dat moment was er voor verweerder immers geen indicatie om te twijfelen aan de geboortedatum van eiseres. Daarbij stelt verweerder terecht dat niet iedereen die kwetsbaar is, ook minderjarig is. In het enkele gegeven dat eiseres kwetsbaar was bij haar binnenkomst in Nederland heeft verweerder dan ook geen reden hoeven zien om ambtshalve te twijfelen aan haar geboortedatum of meerderjarigheid. In het verlengde hiervan ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat een hoormedewerker van verweerder actief onderzoek zou moeten doen of de door de vreemdeling opgegeven geboortedatum klopt als hiervoor geen aanknopingspunten zijn.
11. Daarnaast heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiseres verwarring heeft
5 Van 11 november 2022.
gezaaid over haar geboortedatum doordat zij wisselende geboortedata heeft genoemd. Zoals hiervoor is overwogen, heeft eiseres bij haar asielaanvraag, bij het aanmeldgehoor en in de antecedentenverklaring opgegeven dat zij is geboren op [1998] . In de quarantaineverklaring van 27 juni 2021 staat vermeld dat eiseres is geboren [1999] . Weliswaar heeft eiseres deze verklaring niet zelf ingevuld, maar vast staat dat zij deze heeft ondertekend. In de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor Dublin van 8 september 2022 verklaart eiseres dat zij is geboren op [geboortedatum 1 (2003)] . In beroep blijft eiseres in eerste instantie bij haar stelling dat zij is geboren op [geboortedatum 1 (2003)] . Op 28 april 2023 stelt eiseres – op basis van een door haar ontvangen kopie van een ‘Tijdelijke verblijfskaart voor vreemdelingen’ uit Iran – dat zij is geboren op [geboortedatum 2 (2003)] . De rechtbank is het met verweerder eens dat van eiseres mag worden verwacht dat zij eenduidig verklaart over haar geboortedatum en dat mogelijke onduidelijkheden als gevolg van de wisselende verklaringen van eiseres over haar geboortedatum, voor haar rekening en risico komen.
12. Voor wat betreft de kopie van de Iraanse ‘Tijdelijke verblijfskaart voor vreemdelingen’ heeft verweerder er op mogen wijzen dit document niet is uitgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst van eiseres en dus geen officieel identificerend document is6, dat een kopie niet op echtheid kan worden onderzocht en dat eiseres hiermee voor de vierde keer een andere geboortedatum bepleit. Verweerder heeft kunnen beslissen dat aan dit document niet de bewijskracht toekomt die eiseres daaraan toekent. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres haar stelling ter zitting, dat zij niet aan (originele) identificerende documenten uit haar land van herkomst kan komen, niet heeft onderbouwd.
13. De rechtbank overweegt verder dat eiseres niet betwist zij in Bulgarije [1998] heeft opgegeven als geboortedatum en dat de Bulgaarse autoriteiten (daarom) deze datum hebben geregistreerd. Het gaat er dus niet zozeer om dat Bulgarije de geboortedatum van eiseres niet goed heeft geregistreerd; het gaat er om dat eiseres stelt dat zij in Bulgarije en bij binnenkomst in Nederland heeft gelogen over haar geboortedatum en dat zij dit nu recht wil zetten. Dit heeft niets te maken met het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet daarom geen reden om de beroepsgrond van eiseres over de toepasselijkheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel op een geboortedatumregistratie in een andere lidstaat te bespreken. Dit geldt eveneens voor de subsidiaire beroepsgrond dat verweerder ten aanzien van Bulgarije niet langer kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet daarom evenmin aanleiding om prejudiciële vragen stellen aan het Hof.
Conclusie
14. De conclusie is dat verweerder mag uitgaan van de door eiseres opgegeven geboortedatum [1998] . Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft dus geen gelijk gekregen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.
6 Paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, voorzitter, en mr. J.G. Nicholson en mr. M. den Heyer, leden, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.