ECLI:NL:RBDHA:2023:12778

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.21249
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig verblijf en terugkeerbesluit van een Chinese vreemdeling die in Nederland werkzaamheden verrichtte op basis van een Schengenvisum

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een Chinese vreemdeling die in Nederland werkzaamheden verrichtte op basis van een Schengenvisum. De eiser, die op 20 augustus 2022 Frankrijk is ingereisd met een geldig Schengenvisum, heeft in Nederland gewerkt zonder zich bij de autoriteiten te melden. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarden van het Schengenvisum, dat was afgegeven voor zakelijke doeleinden. De rechtbank stelt vast dat het verrichten van werkzaamheden tegen beloning niet valt onder de voorwaarden van een zakenreis. Hierdoor is de vrije termijn van het Schengenvisum nooit aangevangen en heeft de eiser onrechtmatig in Nederland verbleven.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet kon aantonen dat hij rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank concludeert dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod van twee jaar, opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, standhouden. De eiser had geen recht op een vertrektermijn, omdat hij zich niet had gehouden aan de voorwaarden van het Schengenvisum en zich niet had gemeld bij de korpschef. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, gezien de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.21249
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F. Jansen),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Ruijzendaal).

Inleiding

1. Eiser heeft de Chinese nationaliteit en heeft in Nederland werkzaamheden verricht.
2. Hij is op 22 september 2022 aangetroffen bij een bedrijf in Wierden, waar hij op dat moment technische werkzaamheden uitvoerde.
3. Eiser heeft hier zelf over verklaard dat hij op 20 augustus 2022 Frankrijk is ingereisd met een geldig Schengenvisum. Later is hij naar Nederland gegaan om werkzaamheden te verrichten voor een bedrijf genaamd [bedrijf] . Het ging hierbij om werkzaamheden in opdracht van het Chinese bedrijf [werkgever] . Eiser heeft zich niet bij de Nederlandse autoriteiten gemeld, omdat hij in de veronderstelling was (en is) dat hij hier mocht zijn.
4. Met het besluit van 22 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit1 en inreisverbod2 van twee jaar opgelegd. Hierbij is eiser geen vertrektermijn gegund. Aan dit besluit is onder meer ten grondslag gelegd dat hij van zijn onrechtmatig verblijf geen melding heeft gedaan bij de korpschef.3 Ook kan eiser geen opgave doen van een vaste woon- of verblijfplaats, doordat hij op een vakantiepark verblijft. Daarnaast heeft eiser zich volgens verweerder onwettig op de Nederlandse arbeidsmarkt begeven.4
5. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
1. Op grond van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw).
2 Op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw.
3 Op grond van artikel 4.39 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het Vb.).
4 Door in strijd met de Wet arbeid en vreemdelingen arbeid te verrichten (de Wav).
6. De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 behandeld en toen nadere vragen gesteld aan partijen. Verweerder heeft geantwoord met het nadere verweerschrift van 10 mei 2023. In reactie hierop heeft eiser op 12 mei 2023 nadere beroepsgronden ingediend. Vervolgens heeft verweerder op 17 mei 2023 nog een verweerschrift ingediend en op 12 juli 2023 een brief met bijlagen.
7. Daarna heeft de rechtbank het beroep op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen. Aan het einde van deze tweede zitting is het onderzoek gesloten en meegedeeld dat binnen zes weken uitspraak wordt gedaan.

Standpunt van eiser (in essentie weergegeven)

8. Eiser stelt dat ten onrechte een terugkeerbesluit en inreisverbod zijn opgelegd, omdat hij op 22 september 2022 wel degelijk rechtmatig verblijf had. Eiser was namelijk in het bezit van een Schengenvisum dat door Frankrijk was afgegeven op 2 augustus 2022. Het visum was geldig van 18 augustus 2022 tot 17 augustus 2023. Eiser is op basis hiervan op
20 augustus 2022 het Schengengebied ingereisd. Op 22 september 2022 verbleef eiser dus nog binnen zijn vrije termijn rechtmatig in Nederland. Daarbij stelt eiser dat als het voorgenomen doel van het verblijf anders is dan de feitelijke situatie, dit op zichzelf niet tot verblijfsbeëindiging kan leiden. Het is bovendien onduidelijk wat precies met ‘zakelijk bezoek’ wordt bedoeld, hier kunnen ook de door eiser uitgevoerde werkzaamheden onder vallen.
9. Ook de grondslag van het bestreden besluit dat eiser arbeid zou hebben verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) kan volgens eiser geen standhouden. Verweerder is namelijk niet bevoegd om vast te stellen of sprake was van illegale arbeid, dit is een bevoegdheid van de Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: de Arbeidsinspectie). Verder is ten onrechte geen boeterapport opgesteld. Daarnaast is het goed mogelijk dat er geen sprake was van een overtreding van de Wav, omdat eiser bijvoorbeeld legitieme arbeid verrichtte in het kader van incidentele arbeid.5 Hier heeft verweerder onvoldoende onderzoek naar verricht, terwijl de bewijslast op hem rust. De eerdere overtreding waar verweerder op wijst maakt dit niet anders, de feiten en omstandigheden die toen speelden verschillen op belangrijke punten.

Standpunt van verweerder (in essentie weergegeven)

10. Verweerder blijft erbij dat terecht een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn is opgelegd en inreisverbod van twee jaar. Eiser had volgens verweerder namelijk geen rechtmatig verblijf in Nederland. Het Schengenvisum betreft in eisers geval een visum kort verblijf type C dat is afgegeven voor zakelijke doeleinden. Eiser heeft zich niet gehouden aan dit reisdoel. Het gaat dan namelijk bijvoorbeeld om een overleg of training, aan- en verkoop van producten, zakelijke transacties, offertes, bijwonen van een beurs/congres, deelnemen aan een evenement of politiek bezoek. Dit is niet te rijmen met het feit dat eiser werkend is aangetroffen in opdracht van een Chinees bedrijf, dat hem hiervoor loon betaalde.
5 Op grond van hoofdstuk 4 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022.
11. Verweerder stelt verder dat eiser in Nederland illegaal arbeid heeft verricht. Om in Nederland te werken is een visum voor een langere duur nodig. Daarnaast had eisers werkgever/opdrachtgever een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid van het UWV moeten krijgen. Hier is geen sprake van, sterker nog, een eerdere aanvraag is afgewezen en eisers werkgever, [werkgever] , is eerder beboet omdat eiser in 2019 zonder rechtmatig verblijf werkend is aangetroffen. Verder is verweerder het er niet mee eens dat hij niet bevoegd zou zijn vast te stellen dat sprake is van illegale arbeid. Weliswaar is het een vaste gedragslijn dat in een dergelijke situatie normaliter een deskundigenadvies aan de Nederlandse Arbeidsinspectie wordt gevraagd voor een nader oordeel en de vraag of mogelijk sprake is van een uitzonderingscategorie. In dit geval is daar echter vanaf gezien, omdat eerder eenzelfde type overtreding is geconstateerd. Volgens verweerder maakt dit ook dat de bewijslast naar eiser verschuift.

Beoordeling door de rechtbank

12. Verweerder geeft in essentie twee grondslagen voor het bestreden besluit. Allereerst dat eiser zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden verbonden aan het Schengenvisum en daarnaast dat eiser de voorwaarden uit de Wav heeft geschonden.
Voorwaarden verbonden aan het Schengenvisum
13. Het Schengenvisum is door Frankrijk afgegeven voor de periode van 18 augustus 2022 tot 17 augustus 2023. Met een dergelijk visum mag iemand 90 dagen in een periode van 180 dagen vrij reizen in Nederland en andere Schengenlanden.6 Normaal gesproken zou eiser zich dus op de bewuste 22 september 2022 nog in deze zogenoemde ‘vrije termijn’ bevinden.
14. Eén van de voorwaarden van het Schengenvisum is echter dat eiser met documenten het doel van het voorgenomen verblijf moet kunnen staven.7 Eiser heeft als reden van het voorgenomen verblijf ‘zakelijke doeleinden’ opgegeven. Op deze basis is ook het Schengenvisum verstrekt. Hieronder valt bijvoorbeeld het bijwonen van een congres, seminar of diplomatiek bezoek, maar niet het feitelijk tegen beloning verrichten van werkzaamheden en het zich op de arbeidsmarkt begeven. Dit is op te maken uit de bewoordingen in de van toepassing zijnde bepalingen, zo wordt in bijlage I van de Schengengrenscode het woord ‘zakenreizen’ genoemd.
15. Eiser is echter in een bedrijfsruimte in Wierden aangetroffen, waar veel accu’s op de grond stonden die van fietsen afkomstig leken. Eiser heeft hier tijdens het gehoor van
22 september 2022 zelf over verklaard dat hij in Nederland voor een bedrijf werkt dat [bedrijf] heet en wordt betaald door een Chinees bedrijf genaamd [werkgever] . In de beroepsgronden van 12 mei 2023 is opgenomen dat eiser vanaf de aankomst in Frankrijk (op 20 augustus 2022) twee weken fietsaccu’s heeft gerepareerd voor Franse klanten. Hieruit
6 Artikel 19, tweede lid, Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (hierna: Schengenuitvoeringsovereenkomst).
7 Artikel 6, eerste lid, onder c, van de Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (hierna: Schengengrenscode).
volgt dat eiser van het begin af aan anders heeft gehandeld dan het opgegeven verblijfsdoel uit het visum. Hij heeft op geen enkel moment gesteld of onderbouwd dat sprake was van een zakenreis en dat hij overeenkomstig dit doel heeft gehandeld.
16. Uit artikel 19, eerste lid, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst volgt dat houders van een Schengenvisum zich vrij mogen verplaatsen op het grondgebied van de lidstaten, zolang het visum geldig is
enzij voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, eerste lid, onder a, c, d en e van de Schengenuitvoeringsovereenkomst. In artikel 5, eerste lid, onder c, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst is opgenomen dat één van de voorwaarden is dat de vreemdeling zo nodig documenten moet overleggen ter staving van het doel van het voorgenomen verblijf.
17. De aanhef van artikel 12, eerste lid, van de Vreemdelingenwet luidt:
“Het is aan de vreemdeling die bij binnenkomst heeft voldaan aan de verplichtingen waaraan een persoon bij grensoverschrijding is onderworpen, gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn toegestaan in Nederland te verblijven, zolang hij:…”
18. Zowel uit de bewoordingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst als de Vreemdelingenwet (zie onder 16 en 17) is op te maken dat het eerste vereiste is dat de vreemdeling aan de voorwaarden voor grensoverschrijding moet hebben voldaan en dat daarna pas sprake kan zijn van een vrije termijn (indien aan de overige voorwaarden wordt voldaan). De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft eerder ook geoordeeld dat in een situatie waarin in de eerste plaats al niet is voldaan aan de verplichting voor grensoverschrijding, namelijk het kunnen staven van het voorgenomen doel van verblijf, de vrije termijn nooit is aangevangen.8
19. De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft gehandeld overeenkomstig het verblijfsdoel van het Schengenvisum en in relatie hiermee dit doel ook niet kan staven. Om deze reden is de vrije termijn nooit aangevangen en heeft hij niet rechtmatig in Nederland verbleven.

Conclusie en gevolgen

20. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarden die gelden voor grensoverschrijding. Eiser heeft hierdoor geen rechtmatig verblijf in Nederland gehad.
21. Aangezien eiser hier in de eerste plaats al niet had mogen zijn wordt niet meer toegekomen aan de vraag of aan de voorwaarden voor het verrichten van arbeid in Nederland is voldaan. Zodoende wordt niet meer ingegaan op de vraag of een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning vereist zou zijn geweest, dan wel of eiser hier van vrijgesteld was vanwege incidentele arbeid.9 In lijn hiermee wordt ook niet toegekomen aan de vraag of verweerder de Nederlandse Arbeidsinspectie had moeten inschakelen voor een deskundigenoordeel. Ook de beroepsgrond over de bevoegdheid tot het vaststellen van al dan niet illegaal verrichtte arbeid treft om deze reden geen doel.
22. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit kan standhouden en hiermee het opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod.
8 Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1911 r.o. 5.2.
9 Artikel 2 van de Wav j.o. art. 4.1 onder a van het BuWav.
23. Verweerder heeft eiser geen vertrektermijn gegund en hier meerdere redenen voor gegeven.10 Eiser is Nederland niet op de juiste wijze binnengekomen, doordat de vrije termijn van het Schengenvisum nooit is aangevangen. Hierdoor heeft hij zich enige tijd onttrokken aan het toezicht, hij heeft zich namelijk niet gemeld bij de korpschef wat in deze situatie wel moet.11 Ook heeft verweerder tegengeworpen dat eiser geen vaste woon- en verblijfplaats had, omdat hij op een vakantiepark verbleef.12 Dit laatste is feitelijk juist en heeft eiser ook niet weersproken. Verweerder heeft bij beide gronden ook voldoende gemotiveerd waarom deze lichte gronden leiden tot een risico op onttrekking aan het toezicht. Daarmee is het risico op onttrekking aan het toezicht wat eiser betreft gegeven. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder aan eiser een vertrektermijn heeft mogen onthouden.
24. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
24. Bij deze uitkomst is geen plaats voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
10 Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van het Vw j.o. artikel 6.1 van het Vb.
11 Artikel 5.1b, derde lid, onder b, van het Vb.
12 Artikel 5.1b, vierde lid, onder c, van het Vb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.