ECLI:NL:RBDHA:2023:12776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Akkas, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan haar de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van de maatregel, met name omdat zij niet op de hoogte was gesteld van de redenen voor haar bewaring en de procedures om het besluit aan te vechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet adequaat was geïnformeerd, maar oordeelde dat deze schending niet leidde tot de onrechtmatigheid van het besluit. De rechtbank overwoog dat eiseres gebruik had gemaakt van haar recht op rechtsbijstand en dat de belangen van de bewaring zwaarder wogen dan het gebrek in informatie. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Wel werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,00.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.21419
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Akkas), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.E. Abdelrahman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De uitreiking van het bestreden besluit
1. Eiseres stelt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 5.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Bij de uitreiking van het bestreden besluit heeft verweerder haar niet schriftelijk of via een tolk, in een taal die zij verstaat, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring. Ook heeft verweerder haar niet geïnformeerd over de procedures om het bestreden besluit aan te vechten. Evenmin heeft verweerder haar geïnformeerd over de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te vragen. Volgens eiseres is het bestreden besluit daarmee onrechtmatig. Subsidiair stelt zij dat dit verzuim tot een belangenafweging moet leiden die in haar voordeel dient uit te vallen.
2. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier inderdaad niet blijkt dat eiseres bij de uitreiking van het bestreden besluit is geïnformeerd over de aspecten die genoemd zijn in artikel 5.3, eerste lid, van het Vb. Dit levert weliswaar een schending op, maar deze
schending leidt er niet direct toe dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Wel leidt de schending tot een belangenafweging. De rechtbank overweegt in dit verband dat de aard van het gebrek relatief klein is. Eiseres heeft voorafgaande aan het gehoor op 25 juli 2023 en ook ná haar inbewaringstelling bijstand gehad van een advocaat, haar gemachtigde. Haar gemachtigde heeft namens haar beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring. Eiseres heeft dus gebruik gemaakt van haar recht op (gratis) professionele rechtsbijstand en van de haar toekomende procedurele rechten. Ook zonder dat het haar schriftelijk, dan wel door tussenkomst van een tolk, is meegedeeld, had het haar dus duidelijk kunnen worden op welke gronden de maatregel van bewaring aan haar was opgelegd. Bovendien is eiseres na afloop van het gehoor op 25 juli 2023 (dus kort vóór de inbewaringstelling) erop gewezen dat zij contact kan (laten) opnemen met de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Marokko. Verder heeft te gelden dat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken, zoals hierna uit de rechtsoverweging 6 blijkt. Gelet op dit alles leidt het geconstateerde gebrek niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. De ernst van het gebrek weegt immers niet op tegen de belangen die met de bewaring van eiseres zijn gediend.
De gronden van het bestreden besluit
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb, als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiseres heeft deze gronden niet betwist. Ambtshalve toetsend ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat deze gronden de maatregel van bewaring niet kunnen dragen.
Het lichter middel
5. Eiseres voert aan dat zij zich eerder heeft gehouden aan een meldplicht. Verder wijst zij erop dat zij medische klachten heeft en dat het mede daardoor moeilijk is om met haar communiceren. Onder deze omstandigheid stelt zij dat verweerder had kunnen volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder afdoende gemotiveerd waarom niet is volstaan met het opleggen van een lichter middel. Er is namelijk een risico dat eiseres zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Dit volgt niet alleen uit de combinatie van de diverse gronden van de maatregel, maar vooral uit het feit dat zij op
25 juli 2023 de gelegenheid heeft gehad om vrijwillig uit Nederland te vertrekken. Eenmaal op Schiphol aangekomen heeft zij zich toen aan haar begeleiding onttrokken. Als gevolg daarvan is haar uitreis niet doorgegaan. Verder heeft verweerder terecht aangevoerd dat de medische voorzieningen in het detentiecentrum gelijkwaardig zijn aan de gezondheidszorg buiten het detentiecentrum.
Conclusie
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij is gehouden, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Gelet op het geconstateerde gebrek in rechtsoverweging 2 veroordeelt de rechtbank verweerder wel in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 837,00 en een wegingsfactor 1). Omdat eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenveroordeling betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep ongegrond;
-wijst het verzoek om schadevergoeding af;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
zaaknummer: NL23.21419
4
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.