ECLI:NL:RBDHA:2023:12772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21661
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en verlenging van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van de eiser, die in vreemdelingenbewaring is gesteld. De eiser, die afkomstig is uit Marokko, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de maatregel van bewaring te verlengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 3 februari 2023 was opgelegd en op 27 juli 2023 was verlengd met maximaal twaalf maanden, ingaande op 2 augustus 2023.

De rechtbank heeft de gronden voor de bewaring beoordeeld en geconcludeerd dat de eiser niet voldoende inspanningen heeft verricht om zijn uitzetting naar Marokko te bespoedigen. Hoewel de eiser had deelgenomen aan vertrekgesprekken, heeft hij niet aangetoond dat hij concrete stappen heeft ondernomen om zijn uitzetting te realiseren. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de verlenging van de bewaring nog steeds van toepassing zijn en dat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is en dat de belangenafweging door de verweerder terecht in het nadeel van de eiser is uitgevallen. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.21661
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. El Assrouti), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 27 juli 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd, ingaande op 2 augustus 2023 (het verlengingsbesluit).
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S. Touchza, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen
A.E. Abdelrahman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De grondslag en de gronden van het verlengingsbesluit
1. Verweerder heeft de volgende gronden voor bewaring uit artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit ten grondslag liggen aan het besluit tot verlenging van de bewaringstermijn:
3a. Nederland niet op voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. Eiser heeft niet betwist dat deze gronden nog steeds van toepassing zijn. Wel stelt hij dat hij voldoende heeft meegewerkt aan zijn uitzetting, aangezien hij telkens heeft deelgenomen aan de vertrekgesprekken die verweerder met hem heeft gevoerd. Om die reden biedt artikel 59, zesde lid, van de Vw, verweerder geen grondslag om de maatregel van bewaring te verlengen.
3. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Dat eiser heeft deelgenomen aan vertrekgesprekken, laat onverlet dat hij niet heeft aangetoond dat hij inspanningen heeft verricht die zijn uitzetting naar Marokko hebben kunnen bespoedigen. Zijn enkele, niet nader onderbouwde verklaring dat hij met verschillende mensen heeft gebeld en dat hij in Marokko niet beschikt over documenten, volstaat in dit verband niet. De rechtbank is voorts van oordeel dat de gronden en de motivering het verlengingsbesluit kunnen dragen.
Het zicht op uitzetting
4. Volgens eiser is er geen aanwijzing dat de Marokkaanse autoriteiten ten behoeve van zijn uitzetting binnen afzienbare termijn een laissez-passer (lp) zullen verstrekken. Eiser betwist dan ook dat er nog zicht is op zijn uitzetting naar Marokko.
5. Naar het oordeel van de rechtbank faalt deze beroepsgrond. In beginsel verstrekken de Marokkaanse autoriteiten lp’s voor vreemdelingen die dienen te worden uitgezet naar Marokko. In de omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten eiser tot op heden niet hebben uitgenodigd voor een presentatie in persoon, ligt geen aanleiding voor het oordeel dat zij in zijn geval niet meer zullen overgaan tot afgifte van een lp. Van eiser mag verwacht worden dat hij contact opneemt met de Marokkaanse autoriteiten en/of dat hij relevante documenten overlegt. Zo kan hij het lp-traject mogelijk versnellen. Zoals gezegd, is tot op heden niet gebleken dat hij daartoe concrete inspanningen heeft verricht.
Belangenafweging/lichter middel
6. De gronden van het verlengingsbesluit zijn onverkort van kracht. Uit deze gronden vloeit voort dat er nog steeds een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Verder heeft hij kenbaar gemaakt dat hij niet wil terugkeren naar Marokko en dat hij zich in plaats daarvan naar België wil begeven. Dat maakt dat er geen garantie is dat eiser zich aan zijn vertrekplicht naar Marokko zal houden, indien hij op vrije voeten wordt gesteld. Op basis hiervan heeft verweerder de belangenafweging terecht in het nadeel
van eiser laten uitvallen en heeft verweerder niet volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. De beroepsgrond faalt.
Conclusie
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel is dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
10 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: