In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2023, zaaknummer AWB 22/3550, beoordeelt de rechtbank het verzoek van een Syrische verzoeker om de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten. De verzoeker had zijn beroep ingetrokken na een besluit van de staatssecretaris op 22 juli 2022, waarin zijn asielaanvraag werd ingewilligd. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de staatssecretaris heeft niet gereageerd. Hierdoor doet de rechtbank zonder zitting uitspraak.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat de staatssecretaris geheel tegemoet is gekomen aan de verzoeker door zijn asielaanvraag in te willigen. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De gemachtigde van de verzoeker heeft een beroepschrift ingediend, waarvoor een vergoeding van € 418,50 is vastgesteld, rekening houdend met de lichtgewicht van de zaak.
De rechtbank besluit dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid € 418,50 aan proceskosten aan de verzoeker moet betalen. Deze uitspraak is gedaan door rechter C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier P.W. Karsowidjojo, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.