ECLI:NL:RBDHA:2023:12753
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod in het kader van gezinsleven en artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Marokkaanse man, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat op 18 april 2023 door de staatssecretaris was uitgevaardigd. De staatssecretaris stelde dat de eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef, aangezien hij geen verblijfsvergunning had en illegaal had gewerkt. De eiser voerde aan dat het besluit in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat hij getrouwd was met een Nederlandse vrouw die afhankelijk was van zijn zorg.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld en vastgesteld dat er geen bewijs was dat de eiser op het moment van het besluit een verblijfsrecht had. De rechtbank oordeelde dat het aan de eiser was om aannemelijk te maken dat zijn verwijdering in strijd was met artikel 8 EVRM, wat hij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de eiser gehuwd was met een Nederlandse vrouw niet voldoende was om het besluit te weerleggen. Bovendien was er geen bewijs dat de echtgenote van de eiser daadwerkelijk afhankelijk was van zijn zorg.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar bevestigd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.