ECLI:NL:RBDHA:2023:12750

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
09-035262-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling, poging tot afpersing en afdreiging met jeugddetentie en leerstraf

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 2004, heeft de rechtbank Den Haag op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor zware mishandeling, poging tot afpersing en afdreiging. De feiten vonden plaats op 10 februari 2022, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes in het bovenbeen stak, wat resulteerde in een ernstige verwonding. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met de openbaarmaking van seksueel beeldmateriaal om geld af te dwingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar de zware mishandeling en de andere tenlastegelegde feiten zijn bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteitsstoornis. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 162 dagen, met aftrek van voorarrest, en een leerstraf van 35 uur. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij heeft gevoegd in het proces. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een totale schadevergoeding van € 4.092,-, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-035262-22
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het [adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 19 mei 2022, 20 september 2022, 18 oktober 2022 (pro forma) en 10 augustus 2023 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. L. Post en de advocaat van de verdachte is
mr. H.W. van Eeuwijk te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair impliciet primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair impliciet subsidiair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, gelet op de ontkenning door de verdachte.
3.3
Vrijspraak
Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair impliciet primair tenlastegelegde (de poging doodslag en subsidiair tenlastegelegde voorbedachten raad) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank komt op basis van de aangifte, die wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, wel tot een bewezenverklaring van de zware mishandeling, de poging tot afpersing en de afdreiging. De rechtbank gaat hiermee voorbij aan de integrale ontkenning van de verdachte, die zij gelet op het dossier als volstrekt onaannemelijk terzijde schuift.
De rechtbank heeft in bijlage II de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
subsidiair:
hij op 10 februari 2022 te 's-Gravenhage aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een diepe snijwond en
- een blijvend ontsierend litteken op het bovenbeen
heeft toegebracht door [slachtoffer] met kracht met een mes te steken in haar linkerbovenbeen;
2
hij op 10 februari 2022 te 's-Gravenhage op de openbare weg, [locatie] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, dat aan [slachtoffer] toebehoorde:
- [slachtoffer] meermaals met kracht in het gezicht heeft geslagen en
- [slachtoffer] met kracht met een mes in het linkerbovenbeen heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij in de periode van
4januari 2022 tot en met 10 februari 2022 te 's-Gravenhage telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte
vangeld, dat aan [slachtoffer] toebehoorde, door [slachtoffer] :
- meermaals betaalverzoeken te versturen en
- meermaals te vragen om geld en
daarbij te dreigen om seksueel beeldmateriaal openbaar te maken door berichten te sturen zoals: "Ik heb nog jou video's etc als je wil kan je tegen betaling alles laten vw" en "Kzeg jou alleen dit. Als die doekoe niet bij mijn is. Voor k ben vertrokke. Op mij moeder ik scot dit alless. En ik ga jou kk leven zuur maken";
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 200 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan 38 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een leerstraf TACt, van 35 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten waarbij telkens [slachtoffer] het slachtoffer is geworden. De verdachte heeft het slachtoffer geslagen en in haar been gestoken. Het slachtoffer heeft daarbij een wond in haar linker bovenbeen opgelopen van 7 centimeter lang en 10 centimeter diep. Het slachtoffer zal door het duidelijke litteken van deze wond voor altijd herinnerd worden aan de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte gedreigd om een seksfilmpje van het slachtoffer openbaar te maken. De verdachte heeft dit alles gedaan alleen maar omdat het slachtoffer hem geen geld meer wilde geven. Hij heeft dus enkel gehandeld uit financieel gewin. Daarnaast heeft de verdachte geen enkele blijk van spijt laten zien. Dit neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 juni 2023. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport dat op 23 mei 2022 door GZ-psycholoog [deskundige 1] , is opgesteld.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 7 augustus 2023 en de mondelinge toelichting die daarop door de [deskundige 2] ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis onvoldoende heeft gehouden aan de schorsende voorwaarden. De verdachte neemt hiervoor zelf geen verantwoordelijkheid. Uit het Pro Justitia rapport komt naar voren dat er bij de verdachte sprake is van een aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteitsstoornis, gecombineerd type. Samenhangend met de stoornis is er sprake van een verminderde impuls controle. Dit doet het risico op grensoverschrijdend gedrag toenemen. Het advies vanuit het Pro Justitia Rapport is dat de verdachte mee moet werken aan behandeling door een instelling zoals de Waag. De verdachte was tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis begonnen met behandeling bij de Waag, maar deze behandeling is vroegtijdig gestopt omdat de verdachte onvoldoende heeft meegewerkt. De Raad heeft voor zijn advies over een passende straf de ernst van het delict, de negatieve terugmeldingen, de dagen dat de verdachte al in detentie heeft gezeten en zijn situatie op dit moment betrokken. De jeugdreclassering heeft aangegeven geen heil meer te zien in verdere begeleiding van verdachte. De Raad vindt op dit moment en gelet op de houding van de verdachte een leerstraf het meest passend. Dit is een goede vervanging voor behandeling, omdat het zich op een praktische manier richt op het aanleren van vaardigheden, inzien van eigen aandeel en verantwoordelijkheid nemen, impulscontrole en agressieregulatie. Gelet op de ernst van de verdenkingen, hoort hier voor de Raad wel een voorwaardelijke jeugddetentie bij.
De [deskundige 3] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, heeft ter zitting naar voren gebracht dat de begeleidingsperiode roerig is verlopen. De verdachte is meerdere malen negatief terug gemeld. De verdachte heeft behandeling nodig om tot gedragsverandering te komen, maar hij staat hier onvoldoende voor open. De deskundige hoopt dat een leerstraf de verdachte kan helpen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin geldt als uitgangspunt bij zware mishandeling met gebruikmaking van een wapen een jeugddetentie vanaf drie maanden en voor een afpersing een taakstraf vanaf zestig uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Er kan sprake zijn van strafverhogende omstandigheden. Die zijn er in dit geval. Zo heeft de verdachte het slachtoffer – schijnbaar vanuit het niets - met een mes in haar been gestoken terwijl dit gebeurde op de openbare weg. Daarnaast heeft de verdachte voorafgaand aan dit geweldsincident gedurende een periode het slachtoffer geld afhandig gemaakt onder andere door te dreigen om foto’s van haar openbaar te maken. Hij is hierbij berekend te werk gegaan en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen (financiële) belang.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van jeugddetentie passend. Anders dan door de officier van justitie is geëist en door de deskundigen is geadviseerd ziet de rechtbank geen noodzaak om nog een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen. De verdachte is namelijk sinds de gepleegde strafbare feiten niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Bovendien heeft de verdachte lang in de schorsingsperiode gelopen. De rechtbank zal daarom een jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de duur van de dagen die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank, gezien de ernst van de feiten en de zorgen die er over de verdachte zijn, een taakstraf, bestaande uit een leerstraf van na te noemen duur opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] , ter zitting bijgestaan door mr. E.W. Bosch, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 9.069,70, subsidiair € 8.889,70, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 819,70, subsidiair € 639,70 aan materiële schade en € 8.250,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing vatbaar is.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu vrijspraak is bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de immateriële schade te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 592,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de betaalde bedragen tot 4 januari 2023 en de bedragen betaald aan Thuisbezorgd niet-ontvankelijk verklaren nu het rechtstreeks verband met de bewezen verklaarde feiten ontbreekt. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 februari 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.092,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77gg, 302, 317 en 318 van het wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1 subsidiair impliciet subsidiair:
zware mishandeling
ten aanzien van feit 2:
poging tot afpersing;
ten aanzien van feit 3:
afdreiging, meermalen gepleegd
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
162(
honderdtweeënzestig)
dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten TACt Regulier, voor de duur van
35 (vijfendertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
17 (zeventien) dagen;
de vordering van de benadeelde partij
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 4.092,- (zegge: vierduizend en tweeënnegentig euro), bestaande uit € 592,- aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen
€ 4.092,- (zegge: vierduizend en tweeënnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van der Harg, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 augustus 2023.