ECLI:NL:RBDHA:2023:12747
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugbetalingsverplichting en bezwaartermijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L.H. Halls-Langedijk, en de staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door mr. Z.E.M. van der Maas en mr. L.M. Ju. Eiser had een terugbetalingsverplichting van 5.204,22 euro opgelegd gekregen na het volgen van een duikopleiding. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat de bezwaartermijn was overschreden. Eiser stelde dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was, omdat hij pas op 6 januari 2023 het volledige dossier had ontvangen en daardoor zijn procespositie kon bepalen.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat eiser niet tijdig bezwaar had gemaakt, ondanks dat hij op de hoogte was van het besluit in september 2022. De rechtbank volgde verweerder in het standpunt dat de bezwaartermijn niet pas begon te lopen op het moment dat eiser het volledige dossier ontving. De rechtbank benadrukte dat een belanghebbende die na afloop van de bezwaartermijn bekend wordt met een besluit, alsnog binnen twee weken bezwaar moet maken om verschoonbaarheid te kunnen claimen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.