ECLI:NL:RBDHA:2023:12744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
23/1126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eervol ontslag wegens ziekte en re-integratie inspanningen van de staatssecretaris van Defensie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar bij het ministerie van Defensie, en de staatssecretaris van Defensie. Eiser was sinds 8 november 2019 volledig arbeidsongeschikt door ziekte en ontving op 31 mei 2022 een eervol ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 4 juli 2023 behandeld. Eiser stelde dat de staatssecretaris tekortgeschoten was in de re-integratie-inspanningen, een standpunt dat ook het UWV had onderschreven. De staatssecretaris voerde aan dat eiser volledig arbeidsongeschikt was en dat er geen reële mogelijkheden tot herplaatsing waren. De rechtbank oordeelde echter dat eiser, ondanks zijn arbeidsongeschiktheid, procesbelang had bij het beroep, omdat de vraag was of de staatssecretaris zorgvuldig onderzoek had verricht naar andere arbeid binnen Defensie.

Na beoordeling van de feiten concludeerde de rechtbank dat de staatssecretaris voldoende onderzoek had gedaan naar de re-integratiemogelijkheden van eiser. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die eiser naar voren had gebracht niet zodanig waren dat de staatssecretaris niet in redelijkheid van zijn ontslagbevoegdheid gebruik had kunnen maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het ontslag van eiser in stand bleef. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W.M. Soentjens),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.E. Lamberti).

Inleiding

In het besluit van 31 mei 2022 (primair besluit) heeft verweerder eiser per 1 september 2022 eervol ontslag verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.
In het besluit van 27 december 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder zijn verder verschenen [naam 1] en kolonel [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser was aangesteld bij het burgerpersoneel en heeft de functie van paskamermedewerker Podologie bij het Militair Revalidatie Centrum vervuld. Hij is met ingang van 8 november 2019 volledig uitgevallen wegens ziekte (lichamelijke en psychische klachten).
In februari 2020 heeft eiser op een enkele dag in het kader van re-integratie op zijn eigen afdeling een beperkt aantal uren gewerkt. De door de bedrijfsarts op 3 maart 2020 geadviseerde re-integratie voor een paar uur per week in passend werk is vanwege de corona-crisis geen optie gebleken. Na een operatie waren er vervolgens geen benutbare mogelijkheden van september 2020 tot maart 2021. Per 11 november 2020 is eiser overgedragen aan het Dienstencentrum Re-integratie (DCR). Op 28 januari 2021 is geconstateerd dat de belastbaarheid van eiser nihil is. Eiser heeft het plan van aanpak spoor 2, spoor 3 of ABP op die dag voor akkoord ondertekend.
Op 3 maart 2021 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om eiser vanaf die dag te laten starten met re-integreren voor 2x2 uur per week. Op 8 april 2021 heeft de bedrijfsarts eiser linkszijdig beperkt geacht en rechtszijdig wel belastbaar voor lichte werkzaamheden in aangepast werk voor 3x2 uur per week. Een prognose is lastig te geven, er moet worden gekeken naar het spoor 2. Eiser heeft werkzaamheden hervat in ander werk. Een expertise respectievelijk arbeidsdeskundig onderzoek volgt.
Eiser heeft herhaaldelijk verzocht om te mogen re-integreren in zijn eigen functie. Dat heeft verweerder afgewezen. Het beroep daartegen is bij uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2022 ongegrond verklaard [1] . Het hoger beroep van eiser is nog niet behandeld.
Op 2 juni 2021 heeft Ergatis een rapport uitgebracht. Verzoeker heeft beperkingen en kan gemiddeld niet meer dan 4 uur per dag (20 uur per week) werken.
Op 22 juli 2021 is na een werkplekonderzoek een arbeidsdeskundig rapport uitgebracht waarin is vermeld dat het eigen werk niet passend en niet passend te maken is, dat de mogelijkheden tot werkhervatting in ander passend (te maken) werk bij de eigen werkgever zeer beperkt zijn en dat werkhervatting in een ander passend (te maken) werk extern mogelijk is, maar er wel sprake is van een afstand tot de externe arbeidsmarkt. De kans op instroom in de WIA is groot. Geadviseerd wordt de activiteiten in spoor 2 uit te breiden.
Op 4 augustus 2021 heeft het UWV een deskundigenoordeel uitgebracht waarin is vermeld dat eiser naar passende arbeid wordt begeleid. Eiser is onvoldoende belastbaar om te worden gere-integreerd in het eigen werk en de re-integratie inspanningen van de werkgever zijn voldoende.
Op 6 september 2021 heeft de bedrijfsarts in een functiegeschiktheidsadvies aangegeven dat eiser niet in staat is om de eigen functie in volle omvang uit te voeren en dat de functie niet passend te maken is.
In de maanden september 2021 tot en met maart 2022 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om de re-integratie in aangepast werk voort te zetten. Prognose einddoel is afhankelijk van herstel en is lastig aan te geven. Er dient gekeken te worden naar spoor 2.
Bij besluit van het UWV van 25 april 2022 is aan eiser met ingang van 5 november 2021 een WIA uitkering toegekend en is eiser voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard. Het bezwaar van eiser tegen dit deskundigenoordeel is gegrond verklaard. Daarbij is bepaald dat verweerder niet heeft voldaan aan de re-integratieverplichtingen. Verweerder is hiertegen in beroep gegaan. Daar is nog niet op beslist.
Op 31 mei 2022 is eiser bij primair besluit ontslagen.
Op 13 september 2022 is in een rapportage van Solutions bepaald dat eisers belastbaarheid nog verder is afgenomen dan ten tijde van het UWV besluit van 25 april 2022.
In maart 2021 is eiser een arbeidsgewenningsplaats aangeboden bij het Militair Revalidatie Centrum in Doorn op het secretariaat zorgondersteuning. Hoewel eiser hier in eerste instantie niet is verschenen is hij per 22 maart 2021 wel aan de slag gegaan. Eiser had bezwaren tegen deze werkzaamheden. Deze heeft hij naar voren gebracht in de procedure bij de rechtbank over de re-integratie op de eigen werkplek. Op 2 mei 2022 is eiser begonnen op een tijdelijke re-integratieplek in Amersfoort. Dit heeft eiser gedaan tot de bedrijfsarts adviseerde om te stoppen, gelet op het WIA besluit.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser vindt dat verweerder tekort geschoten is in zijn re-integratie inspanningen. Dat vindt het UWV ook. Het beroep van verweerder tegen die beslissing zal waarschijnlijk niet slagen.
Eiser heeft meerdere functies genoemd die voor hem passend zouden zijn. Voor een functie is eiser afgewezen omdat verweerder hem geen aanvullende SAP opleiding wilde laten volgen. Ook plaatsing op de tijdelijke re-integratieplek en re-integratie op de eigen functie werd afgewezen. Er was dus wel degelijk passend werk.
Daarnaast kunnen de re-integratie inspanningen die verweerder in de eerste twee jaar van ziekte zou hebben ondernomen niet opgaan als zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 121, derde lid, aanhef en onder c, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (Bard). Ook het arbeidsdeskundig onderzoek, het onderzoek van Ergatis en het onderzoek van Solutions zijn dat niet. Deze onderzoeken hadden geen van allen tot doel te onderzoeken of het mogelijk was eiser binnen Defensie andere arbeid aan te bieden.
Verweerder was dan ook niet bevoegd om eiser te ontslaan.
Wat vindt verweerder in beroep?
3. In het verweerschrift wijst verweerder op de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser. Dat maakt dat eiser niet belastbaar is met algemeen geaccepteerde arbeid zodat er al om die reden geen reële mogelijkheden tot herplaatsing zijn. Gelet daarop heeft eiser geen procesbelang bij het aanvechten van zijn ontslag.
Mocht er wel procesbelang bestaan is verweerder van mening dat er wel zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 121, derde lid, onder c, van het Bard heeft plaatsgevonden. Het UWV heeft op 3 augustus 2021 en 25 april 2022 geoordeeld dat de re integratie inspanningen van verweerder voldoende zijn. Eiser heeft nooit een formele aanvraag voor een SAP cursus gedaan. En de tijdelijke werkzaamheden in Amersfoort zijn beëindigd omdat de WIA beslissing bekend werd. Het beëindigen van de werkzaamheden was ook conform het advies van de bedrijfsarts.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Allereerst is de rechtbank van oordeel dat ondanks de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser hij nog wel procesbelang heeft bij het beroep. In deze zaak verschillen partijen van mening of is voldaan aan de voorwaarde van artikel 121, derde lid, aanhef en onder c, van het Bard. Dat wil zeggen, of verweerder een zorgvuldig onderzoek heeft verricht waaruit bleek dat het niet mogelijk is om eiser binnen Defensie andere arbeid aan te bieden. Mocht de uitkomst van deze beroepsprocedure zijn dat verweerder niet voldaan heeft aan dit vereiste, was verweerder ten tijde van het primaire besluit niet bevoegd om eiser te ontslaan. Ondanks dat zorgvuldig onderzoek zou kunnen uitwijzen dat eiser niet te plaatsen is, zal verweerder dit toch eerst moeten uitvoeren voordat de bevoegdheid tot ontslag ontstaat. Dit kan ook van belang zijn in een eventueel verzoek om schadevergoeding.
5. Vervolgens overweegt de rechtbank dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden voor eiser om te re-integreren binnen het ministerie. Verweerder heeft voldoende onderbouwd op welke wijze hij heeft onderzocht of binnen het gehele ministerie geen passende functie voorhanden was. Omdat eiser niet beschikt over de vereiste opleiding voor de functies met een hogere schaal (dat waren de functies die niet te fysiek belastend voor eiser zouden zijn) is hij daarvoor niet in aanmerking gekomen. Deze beperking in het plaatsen van eiser kan niet aan verweerder toegerekend worden.
De rechtbank constateert dat de re-integratie vertraging heeft opgelopen door eisers uitval na zijn operatie en de corona-pandemie. Daar staat tegenover dat verweerder al die tijd wel in contact is gebleven met eiser, er zijn onderzoeken uitgevoerd en de adviezen van de bedrijfsarts altijd zijn opgevolgd. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht waarom het arbeidsdeskundig rapport van 22 juli 2022 op zich heeft laten wachten. Gebleken is dat de arbeidsdeskundige eerst het Ergatis onderzoek wilde afwachten, zodat de belastbaarheid ook in kaart gebracht was. Van pestgedrag in de planning van het arbeidsdeskundig onderzoek is de rechtbank niet gebleken. Er is verder een tijdelijke werkplek voor eiser gevonden zodat hij arbeidsritme kan opbouwen, er is contact gelegd met twee externe bedrijven en eiser is begeleid door een coach bij fourstar. Door eiser worden deze activiteiten niet weersproken. In het dossier is terug te zien dat eiser veelvuldig ingezet heeft op terugkeer naar zijn oude functie. Dat dit geen optie bleek volgt uit de voornoemde uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2022. Dat hierbij wederom sprake zou zijn van pestgedrag, zoals de gemachtigde van eiser ter zitting stelde, is de rechtbank niet gebleken. De stelling van eiser dat verweerder geweigerd heeft de SAP opleiding te laten doen blijkt onjuist. Verweerder heeft hiervan een mail van
18 februari 2022 overgelegd van eisers casemanager [naam 3] . Verweerder heeft daarnaast uitgelegd dat de functie in Amersfoort waar hij in mei 2022 kon re-integreren, een tijdelijke werkplek betrof waarop eiser niet geplaatst kon worden. Tot slot acht de rechtbank bij zijn beoordeling van belang dat verweerder uiteindelijk bijna drie jaar heeft gewacht tot het ontslag wegens ziekte.
6. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de door eiser naar voren gebrachte omstandigheden niet zodanig zijn dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot ontslagverlening gebruik heeft kunnen maken. De rechtbank ziet in hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het ontslag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag met zaaknummer 22/1209 en 22/3224