ECLI:NL:RBDHA:2023:12737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
09-818925-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid OM in vordering tot verlenging PIJ-maatregel; afwijzing omzetting naar TBS; toewijzing bijzondere voorwaarden voor voorwaardelijke beëindiging PIJ-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een vordering van het Openbaar Ministerie (OM) betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel van de veroordeelde, die in 2017 was opgelegd voor diefstal met geweld. De officier van justitie heeft gevorderd om de PIJ-maatregel met 20 dagen te verlengen, bijzondere voorwaarden vast te stellen voor de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, en om de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel afgewezen, omdat de maximale duur van de maatregel was bereikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot verlenging, aangezien de PIJ-maatregel al meerdere keren was verlengd en het wettelijke einde van het onvoorwaardelijke deel was bereikt.

Wat betreft de omzetting naar TBS, heeft de rechtbank vastgesteld dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat van de veroordeelde een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit de omzetting rechtvaardigt. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat, hoewel het recidiverisico hoog is, er onzekerheid bestaat over de omvang en aard daarvan. De deskundigen waren het erover eens dat de veroordeelde niet behandeld dient te worden ter voorkoming van recidive, maar dat hij intensief begeleid moet worden in een tegemoetkomende omgeving, wat in strijd is met het karakter van de TBS-maatregel.

De rechtbank heeft wel de vordering tot het vaststellen van bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel toegewezen. De veroordeelde moet zich houden aan voorwaarden zoals het niet plegen van strafbare feiten, meewerken aan toezicht door de reclassering, en verblijven bij zijn tante of een andere goedgekeurde plek totdat er een plek in een VG-instelling beschikbaar is. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en benadrukt dat de veroordeelde gebaat is bij een omgeving die intensieve begeleiding mogelijk maakt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-818925-16
Datum uitspraak: 10 augustus 2023
Beslissing op de op 12 juli 2023 en 21 juli 2023 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vorderingen van de officier van justitie in de zaak tegen

[veroordeelde]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
verblijvende in [instelling] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 6 maart 2017 is veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel), onherroepelijk geworden op 7 april 2017 en laatstelijk verlengd bij beschikking van deze rechtbank van 3 april 2023 met vier maanden.

De vorderingen

De officier van justitie heeft gevorderd dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd
met 20 dagen.
De officier van justitie heeft eveneens gevorderd dat er bijzondere voorwaarden worden vastgesteld in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de PIJ-maatregel zal worden omgezet in een terbeschikkingstelling (hierna: een TBS maatregel) met verpleging van overheidswege.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in deze zaak, waaronder:
- voornoemde beschikking van 3 april 2023, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het advies van [instelling] , opgemaakt door [deskundige 1] , van 5 juli 2023;
- het advies van Reclassering Nederland van 6 juli 2023;
- de ontslagbrief van PPC Vught van 5 juli 2023.
De rechtbank heeft op 10 augustus 2023 de vorderingen in raadkamer met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager;
- [deskundige 1] , verbonden aan [instelling] ;
- [deskundige 2] , reclasseringsmedewerker;
- [deskundige 3] psychiater, verbonden aan het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC);
- [deskundige 4] , GZ-psycholoog, verbonden aan het PBC.

Het advies

Het advies van [instelling] houdt het volgende in:
De veroordeelde heeft gedurende zijn volledige behandeltijd in het kader van de PIJ-maatregel op verschillende afdelingen en groepen verbleven. Zijn behandeltijd kent een grillig verloop. Al vrij snel werd duidelijk dat de veroordeelde gebaat is bij een gestructureerde afdeling die prikkelarm is en meer intensieve begeleiding en nabijheid kent. Hij heeft op verschillende LVB/VIC afdelingen verbleven. Wegens (forse) incidenten en daaropvolgende behandelimpasses, is hij meermaals overgeplaatst. Gedurende de plaatsing van de veroordeelde in de JJI bleven er twijfels bestaan omtrent de behandelmogelijkheden in deze setting. De veroordeelde is ook overgeplaatst geweest naar twee verschillende Forensische Psychiatrische Klinieken waar incidenten en een nieuw delict hebben plaatsgevonden. Op 2 december 2022 is de veroordeelde ter observatie naar het PBC gegaan. Hier heeft hij een individueel programma gedraaid en heeft hij zijn observatieperiode afgemaakt op de afzonderingsafdeling. Vanuit het PBC is hij overgeplaatst naar PPC Vugt, waar hij ook een grillig verblijf heeft gekend. Het beeld van PPC Vught onderschrijft het eerdere beeld vanuit [instelling] waarbij bij het opvoeren van de behandeldruk, groepsmomenten maar ook externe prikkels er bijna direct sprake is van ontregeling, waarbij agressie op de voorgrond staat. In de afgelopen periode is de JJI op zoek gegaan naar een passende vervolgplek, waarbij het advies van het PBC in acht wordt genomen. Tot op heden is er nog geen vervolgplek gevonden. Er is sprake van een zeer complexe casus en al meerdere FPK ervaringen die negatief zijn verlopen. Dit wordt meegewogen door de SGLVG+ instellingen. De verschillende VG7 plekken (SGLVG) welke in het rapport zijn geadviseerd geven aan dat de problematiek te heftig is en het forensische dusdanig op de voorgrond staat dat ze hem geen woonplek kunnen bieden. Zij geven aan dat het beveiligingsniveau te laag is en dat zij het risico te groot vinden voor medebewoners. Daarnaast draaien deze woonplekken vaak in groepsverband en vragen meerdere plekken zich af, gezien het advies en verloop op eerdere afdelingen, of dit wel passend is. Er lijkt een grote mate van behoefte aan één op één begeleiding/nabijheid. Deze woonplekken verwijzen naar forensische klinieken. Bij de aanmeldingen van Forensische Klinieken FPK's en FPA's, wordt er terug gegeven dat zij behandelplekken zijn waarbij er vanuit het PBC-advies bij de veroordeelde wordt aangegeven dat er geen behandelvraag moet liggen omdat het opvoeren van deze behandeldruk ervoor zorgt dat hij ontregelt. Daarnaast geven zij aan dat het forensische klimaat, waarvan het PBC stelt dat dit de risico's verhoogt, ook heerst binnen een FPK of FPA.
Er zijn in de afgelopen maanden tweewekelijks trajectberaden, veiligheidsberaden en PIJ-beraden geweest om de casus te bespreken en samen te kijken wat mogelijk is. In het laatste veiligheidsberaad is besloten om de veroordeelde terug te plaatsen naar de JJI om te onderzoeken of het vanuit de JJI nog mogelijk is om meer contact te krijgen en de observaties scherper te krijgen. Daarnaast met het doel dat mocht er een plek zijn waarvoor eventueel nog stappen gezet moeten worden met de veroordeelde samen, dat dit direct vormgegeven kan worden. De komende periode wordt er eerst ingezet op stabilisatie en het reguleren van zijn gedrag. Het ingezette medicatie beleid van PPC Vught wordt voortgezet. De extremiteiten die de veroordeelde in zijn gedrag bij PPC Vught liet zien kan hij of voortzetten of de overplaatsing, waarbij hij teruggaat naar het oude bekende, kan ervoor zorgen dat deze extreme gedragsuitingen wat afnemen.
Samenvattend is het, ondanks alle inzet van genoemde betrokkenen, volgens [instelling] niet mogelijk gebleken een vervolgplek in een SGLVG(+) setting te realiseren of een plaatsing op een FPK/FPA te realiseren. De gecontacteerde zorgaanbieders geven daarbij aan dat zij niet aan kunnen sluiten bij de veroordeelde en zijn zorgbehoeften vanwege het onverminderd hoge recidiverisico. Aansluitend op het eerder uitgebrachte advies vanuit het PBC (en op basis van de opgedane ervaringen binnen de maatregel) wordt het daarom onvermijdelijk geacht een omzetting naar een TBS maatregel te adviseren, daarbij oog hebbende voor de grote impact die dit op de veroordeelde zal hebben. Gedurende de PIJ-maatregel is het, ondanks de inspanning, onvoldoende mogelijk gebleken de veroordeelde zijn problematiek en daarmee het recidiverisico te behandelen/beïnvloeden. Naar verwachting zal de veroordeelde op de langere termijn begeleiding, behandeling en een hoog beveiligingsniveau nodig hebben om tot een eventuele ontwikkeling te komen. Het is onafwendbaar dat er nieuwe en ernstige delicten worden gepleegd, gezien de eerdere delicten die hij heeft gepleegd ten tijde van zijn PIJ-maatregel en de GVM hoog status. Daarnaast ontbreekt, bij de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, een passende context en wordt verwacht dat de veroordeelde het overzicht zal verliezen en niet anders kan dan tot nieuwe delicten komen. Zonder een tegemoetkomende begeleidingsstijl in een geschikte woonplek en bij het ontbreken van meerdere uren één op één begeleiding en bij een dagbesteding zijn nieuwe delicten te verwachten. Hoewel de voortzetting van een voor de veroordeelde beperkende context ook bijdraagt tot agressie en nieuw delict gedrag volgens het PBC, is voor de veroordeelde geen andere mogelijkheid dan de PIJ-maatregel om te zetten nadat deze maximaal gebruikt is. Hierbij sluit [instelling] zich aan bij het eerder gegeven advies van het PBC.
[deskundige 1] heeft in raadkamer het advies nader toegelicht. Het gaat de laatste weken goed met de veroordeelde. Er hebben geen incidenten plaatsgevonden. De hoop is nu gevestigd om de veroordeelde te plaatsen op een nieuw te creëren VG7-plek die mogelijk eind oktober beschikbaar zal zijn. Het gaat om een landelijk project waar plekken worden gerealiseerd voor jongeren die tussen wal en schip vallen. Het is echter nog heel onzeker aangezien de startgesprekken tussen de betrokken partijen pas in september zullen plaatsvinden. Indien het project van start gaat dan is het nog onduidelijk of de veroordeelde er terecht kan.
[deskundige 3] heeft in raadkamer naar voren gebracht dat de veroordeelde een grote kwetsbaarheid laat zien die ondanks de orthopedagogische inspanningen niet tot groei heeft geleid. De kwetsbaarheid staat centraal en die is mogelijk versterkt door contextuele factoren. Er is een groot risico dat de veroordeelde opnieuw gewelddadig gedrag zal laten zien. Dat kan zowel binnen als buiten de instelling zijn als hij met regels wordt geconfronteerd. Een VG7-instelling is er op ingericht om te gaan met mensen die dezelfde problematiek hebben als de veroordeelde. De deskundige is van mening dat het voor de veroordeelde belangrijk is dat er naar een instelling wordt gezocht waar er behandeling wordt gegeven die tegemoet komt aan de veroordeelde en niet naar een behandeling die de veroordeelde wil veranderen. De problematiek van de veroordeelde zal niet anders worden.
[deskundige 4] heeft in raadkamer naar voren gebracht dat er een omgeving gecreëerd moet worden waarbinnen de risico’s opgevangen kunnen worden. Binnen een TBS maatregel of een PIJ-maatregel zal er opnieuw een negatieve spiraal ontstaan waarbij de veroordeelde opnieuw agressief gedrag zal gaan vertonen. Het is zeer zorgelijk dat er geen instelling gevonden kan worden waar de veroordeelde terecht kan met zijn problematiek. Buiten een instelling zal de veroordeelde zich echter ook niet redden. Er zullen incidenten blijven plaatsvinden. De vraag is echter hoe erg de incidenten zullen zijn. Voor de veroordeelde is het in ieder geval belangrijk dat hij in een omgeving verblijft die ingericht is op het omgaan met spanning en agressie. Hij zal snel begrensd moeten worden, maar ook dat er de mogelijkheid is tot snel herstel in de relatie met de veroordeelde.
[deskundige 2] heeft in raadkamer naar voren gebracht dat mocht er een plek gevonden worden in een VG7-instelling dan zal de veroordeelde in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel in die instelling moeten verblijven met daarbij toezicht vanuit de reclassering. De deskundige acht het niet wenselijk als de veroordeelde tijdelijk bij zijn tante zal verblijven in afwachting van een plek in een VG7-instelling.

De standpunten

De officier van justitie heeft verzocht de behandeling van alle vorderingen aan te houden. Omzetting van de PIJ-maatregel is een hele grote stap. Er geldt daarvoor ook een inspanningsverplichting. Op dit moment is nog niet alles geprobeerd. Mogelijk komt er in oktober een plek vrij voor de veroordeelde binnen een VG7-instelling. Die mogelijkheid moet nog nader onderzocht worden. Op basis van artikel 6:6:33 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 6:6:11 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering zal de PIJ-maatregel van kracht blijven totdat er onherroepelijk op de vordering tot omzetting is beslist.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft verzocht om de behandeling van de vorderingen niet aan te houden, de vorderingen tot verlenging dan wel omzetting van de PIJ-maatregel af te wijzen en bijzondere voorwaarden vast te stellen in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De termijn van de PIJ-maatregel zal op korte termijn verstrijken en de veroordeelde moet zo spoedig mogelijk weg uit het forensische kader waarin hij nu verblijft. Het gaat al jaren niet goed met de veroordeelde. Het maakt daarbij weinig uit of de PIJ-maatregel wordt uitgevoerd in een JJI, een PI of een FPK. Ook een omzetting in een TBS maatregel zal complex verlopen, omdat binnen die context, die deels vergelijkbaar is met de huidige JJI-context, vele incidenten worden verwacht. De PIJ-maatregel moet daarom voorwaardelijk beëindigd worden zodat de veroordeelde buiten de muren van de gevangenis de kans krijgt om te laten zien dat hij niet zal recidiveren en gestabiliseerd blijft. De veroordeelde kan tijdelijk bij zijn tante verblijven totdat er een vervolgplek gevonden is in een VG7 instelling.

De beoordeling

De PIJ-maatregel is opgelegd voor diefstal met geweld, te weten een misdrijf, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De officier van justitie heeft drie vorderingen ingediend, te weten verlenging van de PIJ-maatregel, het vaststellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging en de omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS maatregel met dwangverpleging. Ter zitting heeft de officier van justitie verzocht om de behandeling van de vorderingen voor drie maanden aan te houden zodat uitgezocht kan worden of er mogelijk in oktober een plek in een VG7-instelling beschikbaar komt voor de veroordeelde. Op grond van artikel 6:6:33 lid 6 jo artikel 6:6:11 lid 4 loopt het onvoorwaardelijk deel van de PIJ-maatregel bij een dergelijke aanhouding door totdat onherroepelijk op de vordering tot omzetting is beslist.
De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. De maatregel is het afgelopen jaar meermalen kort verlengd in afwachting van een geschikte vervolgplek in een VG7-instelling. De veroordeelde leeft daardoor al langere tijd in onzekerheid en daar moet een einde aan komen. Temeer nu de reden voor de verzochte aanhouding – een vervolgplek die mogelijk eind oktober middels een nog op te richten samenwerkingsverband gerealiseerd wordt – op dit moment nog zeer onzeker is. Niet alleen over de oprichting zelf is nog veel onduidelijk, maar ook over de vraag of de veroordeelde er terecht zou kunnen, en zo ja, per wanneer dit het geval zou zijn. Verder zou aanhouding van de behandeling van de vordering tot omzetting tot gevolg hebben dat de totale duur van zes jaar van het onvoorwaardelijk deel van de PIJ-maatregel wordt overschreden. Onder die omstandigheden zou naar het oordeel van de rechtbank pas aanleiding bestaan de behandeling van de vorderingen aan te houden indien er voldoende aanwijzingen zijn dat er van de veroordeelde een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit een omzetting zou kunnen rechtvaardigen. De rechtbank is op basis van de stukken en het verhandelde in raadkamer van oordeel dat dit gevaar – zoals hieronder bij de inhoudelijke beoordeling nader gemotiveerd – weliswaar aanwezig is maar op zichzelf onvoldoende grond geeft voor een omzetting. De rechtbank zal om voornoemde redenen de aanhoudingsverzoeken afwijzen en beslissen op de vorderingen van de officier van justitie.
De vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd om de PIJ-maatregel met 20 dagen te verlengen, nu deze in totaal 2170 dagen heeft geduurd in plaats van de maximale 2190 dagen. De rechtbank zal de officier van justitie, overeenkomstig haar primaire standpunt, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu de PIJ-maatregel verschillende malen is verlengd, met een totaal van 48 maanden. De maatregel heeft daarom in totaal zes jaar geduurd en het wettelijke einde van het onvoorwaardelijke deel van de maatregel is bereikt.
De vordering tot omzetting
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat alleen voor uitzonderlijke gevallen, als de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist, de omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS maatregel mogelijk is gemaakt. Er moet sprake zijn van een stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en van de veroordeelde dient een zodanig groot gevaar uit te gaan dat dit de omzetting naar terbeschikkingstelling rechtvaardigt. Daarin is begrepen een toets op de proportionaliteit en subsidiariteit van die omzetting. Bij de vaststelling van het recidiverisico dient in dat verband niet alleen gekeken te worden naar de hoogte van het risico, maar ook naar de aard van het gevaar, de omstandigheden waaronder en de termijn waarop zich dit gevaar naar verwachting zal verwezenlijken. Verder kan in het geheel van de afweging enige betekenis toekomen aan de inspanningen die de Staat heeft geleverd om de veroordeelde te behandelen.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten als genoemd in artikel 6:6:33 lid 1 Sr om de PIJ-maatregel om te kunnen zetten in een TBS maatregel met dwangverpleging is voldaan. Voor wat betreft de in genoemd artikellid genoemde vraag of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting eist, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de adviezen en wat in raadkamer is besproken, blijkt dat bij de veroordeelde sprake is van ernstige beperkingen op het gebied van de intelligentie en de sociaal emotionele ontwikkeling. De in het verleden gestelde diagnose van schizofrenie en/of een antisociale persoonlijkheidsstoornis is door de deskundigen van het PBC niet bevestigd. De kern van de op de voorgrond staande psychopathologie bij de veroordeelde wordt echter gevormd door een ernstige beperking in zijn zelfregulerend vermogen. Er is sprake van een (zeer) gebrekkige impulscontrole en de emotie- en agressieregulatie is uiterst beperkt. Binnen de PIJ-maatregel is hieraan in de afgelopen jaren onvoldoende tegemoetgekomen en het is niet gelukt om het gedrag van de veroordeelde structureel te veranderen. De deskundigen schatten het risico van gewelddadig gedrag in op hoog en zelfs onafwendbaar indien de begeleiding en benadering van de veroordeelde onvoldoende tegemoet komen aan zijn beperkingen. Dit zal zowel binnen als buiten een inrichting zo zijn. De veroordeelde verliest vanwege zijn beperkingen het overzicht als iets onvoldoende duidelijk is voor hem. De mate van ontregeling die dan gezien wordt, toont zijn grote gebrek aan vermogen tot zelfregulering. Binnen een minder tegemoetkomende context, waarbij potentieel ontregelende gebeurtenissen plaatsvinden (zoals binnen een groep jongeren in een JJI), kan de veroordeelde zichzelf niet staande te houden. Dit is ook keer op keer gebleken in de afgelopen jaren. In de uiting van de ontregeling wordt ernstig antisociaal gedrag waargenomen. Het gaat dan om dreiging en gebruik van daadwerkelijk geweld, zowel jegens groepsgenoten als personeel, terwijl de veroordeelde daar later moeilijk op kan reflecteren. Door de deskundigen wordt plaatsing in een beveiligde VG-instelling (een SGLVG+ instelling voor bejegening en begeleiding van personen met een verstandelijke handicap in combinatie met gedragsproblemen) toereikend geacht om het risico op gewelddadig gedrag voldoende te beperken.
Bij de laatste verlengingsbeschikking van 3 april 2023 heeft de rechtbank al overwogen dat een VG-instelling zoals voornoemd het meest tegemoetkomt aan de problematiek en het gedrag van de veroordeelde en dat de rechtbank van oordeel was dat de veroordeelde overgeplaatst diende te worden zodra een geschikte plek bij een VG-instelling voor hem was gevonden. Alle betrokken partijen hebben zich ten volle ingezet om een dergelijke plek voor de veroordeelde te vinden. De rechtbank constateert dat op dit moment er nog steeds geen zicht op is óf en zo ja, wanneer zo’n plek voor de veroordeelde beschikbaar is. Tot op heden is de veroordeelde ook telkens afgewezen voor passende plekken op basis van zijn verleden.
Zoals hiervoor overwogen kan in plaats van een voorwaardelijke beëindiging– onder zeer specifieke en uitzonderlijke omstandigheden – de PIJ-maatregel worden omgezet in een TBS maatregel met dwangverpleging om zo het recidiverisico te beperken. In de afgelopen PIJ-periode is gebleken dat ondanks het hoge beveiligingsniveau en de intensieve begeleiding er vele grensoverschrijdende incidenten hebben plaatsgevonden. Deze incidenten hebben echter, op één geweldsincident en een ander incident (een valse bommelding) na, niet geleid tot strafvervolging en evenmin kan anderszins objectief worden vastgesteld dat er strafbare feiten zijn gepleegd. Wat betreft meer algemeen fysiek gewelddadig gedrag, stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde voorafgaand aan de oplegging van de PIJ-maatregel is veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling waarvoor een jeugddetentie is opgelegd, en dat het indexdelict waarvoor de PIJ-maatregel is opgelegd een diefstal met geweld in de vorm van het weggrissen van een telefoon betreft.
De rechtbank is gelet op al het bovenstaande van oordeel dat er onvoldoende concrete, duidelijke en genoegzame aanwijzingen zijn dat van de veroordeelde daadwerkelijk een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit omzetting van de PIJ-maatregel in een terbeschikkingstelling rechtvaardigt. Weliswaar ondersteunen voornoemde incidenten en veroordelingen het recidiverisico dat door de deskundigen op hoog is ingeschat, maar er blijft onzekerheid bestaan over de omvang en aard daarvan. Dit geldt temeer nu uit de rapportages van de deskundigen en hetgeen in raadkamer is besproken, volgt dat de kans op dreigend of gewelddadig gedrag juist hoger zal zijn in een forensische setting. Daar komt bij dat alle deskundigen het er over eens zijn dat de veroordeelde niet behandeld dient te worden ter voorkoming van recidive maar vooral zeer strak en intensief moet worden begeleid in een tegemoetkomende omgeving. Dit druist in tegen het karakter van de TBS maatregel.
De veroordeelde heeft tijdens de PIJ-maatregel (gewelddadig) grensoverschrijdend gedrag laten zien en de rechtbank is zich ervan bewust dat de PIJ-maatregel escalatie kan hebben voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat echter zodanige onzekerheid over de omvang en de aard van het recidiverisico dat een omzetting niet gerechtvaardigd is.
De rechtbank zal de vordering gelet op al het voorgaande afwijzen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat er door [deskundige 4] verbazing is geuit over de afwijzing van de veroordeelde bij enkele VG7-instellingen terwijl het onderbouwde advies van beide deskundigen over een passende vervolgplek neerkomt op een VG-instelling. Er bestaat hierover dus een verschil van inzicht tussen de deskundigen en de betreffende instellingen. In het licht hiervan dient het niet beschikbaar komen van een vervolgplek voor de veroordeelde naar het oordeel van de rechtbank uiteindelijk niet te leiden tot de juridische zeer ingrijpende beslissing om een PIJ-maatregel om te zetten in een TBS maatregel.
De vordering tot vaststellen van bijzondere voorwaarden
Nu de overige vorderingen zijn afgewezen zal de PIJ-maatregel van rechtswege voorwaardelijk eindigen. De veroordeelde zal in het kader van de voorwaardelijke beëindiging moeten laten zien dat hij niet opnieuw strafbare feiten zal plegen en dat hij kan voorkomen om gewelddadig gedrag te vertonen, in afwachting van een plek in een VG-instelling. Duidelijk is namelijk wel dat de veroordeelde gebaat is bij een omgeving die intensieve één-op-één begeleiding mogelijk maakt. De context dient voorspelbaar te zijn, met een mogelijkheid tot reduceren van prikkels. Hierbij dient aandacht te zijn voor het creëren van een voor de veroordeelde veilige omgeving, teneinde minder snel emotionele ontregeling en daarmee agressie te laten ontstaan. Om de kans op recidive te verlagen is het van belang dat de veroordeelde geen drugs of alcohol gebruikt en zich daarop ook laat controleren. Zolang voor de veroordeelde nog geen plek in een VG7-instelling beschikbaar is zal de veroordeelde bij zijn tante, althans op een door de reclassering goedgekeurde plek moeten verblijven.
Bij de voorwaardelijke beëindiging zullen de van rechtswege gestelde voorwaarden gelden, zoals opgenomen in artikel 77ta, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast zullen er ook bijzondere voorwaarden worden gesteld aan de voorwaardelijke beëindiging. De rechtbank zal deze hierna te noemen bijzondere voorwaarden vaststellen.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de vorderingen;
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot het omzetten van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;
- wijst toe de vordering van de officier van justitie tot het vaststellen van bijzondere voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, en stelt:

stelt naast de van rechtswege geldende voorwaarden dat de veroordeelde

  • zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • voor het vaststellen van zijn identiteit meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs laat zien
  • en medewerking verleent aan het toezicht door de reclassering,
als bijzondere voorwaarden vast, dat de veroordeelde gedurende de voorwaardelijke beëindiging van PIJ-maatregel:
  • zich op door de reclassering te bepalen tijdstippen meldt bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk vindt;
  • zich laat opnemen in een beveiligde VG instelling of een soortgelijke zorginstelling, zo lang de reclassering dit noodzakelijk vindt;
  • verblijft bij zijn tante of op een andere door de reclassering goedgekeurde plek zolang er nog geen plek is in een VG instelling;
  • geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod;
  • geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek om dit alcoholverbod te controleren.
De rechtbank
geeftopdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. S. van der Harg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2023.