ECLI:NL:RBDHA:2023:12732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.18249
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarendheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 april 2023, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, met een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, en heeft de processtukken beoordeeld.

Eiser heeft aangevoerd dat de Staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure, omdat er geen pogingen zijn ondernomen om hem voor te stellen aan de Marokkaanse autoriteiten. Eiser heeft ook gewezen op eerdere inbewaringstellingen die niet tot uitzetting hebben geleid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris wel degelijk voortvarend handelt, gezien de afhankelijkheid van de Marokkaanse autoriteiten voor het plannen van een presentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er regelmatig vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden en dat eiser zelf ook de mogelijkheid heeft om een gesprek aan te vragen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere conclusie rechtvaardigen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 juli 2023, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18249
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Verweerder heeft op 26 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1998.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 10 mei 2023 (in de zaak NL23.12883) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten
grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, omdat verweerder geen poging heeft ondernomen om eiser te presenteren bij de Marokkaanse Autoriteiten en verweerder niet op individueel niveau heeft gerappelleerd. Verder stelt hij dat er slechts tweemaal vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden sinds de inbewaringstelling en dat een eerdere inbewaringstelling in 2019 ook niet tot uitzetting naar Marokko heeft geleid.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Verweerder is afhankelijk van de Marokkaanse Autoriteiten voor het plannen van een presentatie in persoon. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat verweerder bij de huidige stand van zaken op dossierniveau had moeten rappelleren. Daarnaast voert verweerder met regelmaat vertrekgesprekken met eiser, laatstelijk op 6 juni 2023. Gelet op de opstelling van eiser, lijkt het vooralsnog niet aannemelijk dat de uitzettingsprocedure zou zijn bespoedigd als verweerder hem vaker uitgenodigd zou hebben voor een vertrekgesprek. Overigens staat het eiser vrij om zelf zo’n gesprek aan te vragen, als hij daaraan behoefte heeft.
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 juli 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.