ECLI:NL:RBDHA:2023:12731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en asielprocedure; rechtmatigheid van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van eiser, die op 2 juni 2023 was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 9 juni 2023 asiel aangevraagd, waarna de maatregel van bewaring werd opgeheven, maar opnieuw werd opgelegd. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring van 9 juni 2023 niet langer gegrond was op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet, omdat de asielaanvraag van eiser op 28 juni 2023 ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de maatregel van bewaring terecht was gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet, omdat eiser eerder de mogelijkheid had om toegang tot de asielprocedure te verkrijgen en zijn aanvraag mogelijk had ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit te verijdelen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.21158
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. van Riel), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 juni 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Op 9 juni 2023 heeft eiser asiel aangevraagd. Om die reden heeft verweerder de maatregel van bewaring van 2 juni 2023 opgeheven. Tegelijkertijd heeft verweerder eiser de maatregel van bewaring opgelegd op de grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vw. Ook hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 14 juni 2023 heeft de rechtbank, deze zittingsplaats, het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring van 2 juni 2023 ongegrond verklaard1.
Bij uitspraak van 23 juni 2023 heeft de rechtbank, deze zittingsplaats, het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring van 9 juni 2023 ongegrond verklaard2.
Op 24 juli 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van 9 juni 2023. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Ahmed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Zaaknummers NL23.16361 en NL23.16486 (niet gepubliceerd).
2 Zaaknummers NL23.17024 en NL23.17064, ECLI:NL:RBMNE:2023:3098.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring van 9 juni 2023 slechts de periode van belang is vanaf 19 juni 2023. Dat is de datum waarop de rechtbank het onderzoek in de zaken met de nummers NL23.17024 en NL23.17064 heeft gesloten.
2. Bij besluit van 28 juni 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ongegrond verklaard. Daarmee is de grondslag van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw aan de maatregel van bewaring van 9 juni 2023 komen te ontvallen. Partijen twisten nu nog over de vraag of deze maatregel (nog) gegrond is op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Vw.
3. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van bewaring van 9 juni 2023 niet gebaseerd is op het bepaalde in artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Deze grondslag heeft verweerder immers ter zitting van 19 juni 2023 prijsgegeven. Dat maakt dat nu, bij de beoordeling van de voortduring van deze maatregel, verweerder niet “ineens” het standpunt kan innemen dat de maatregel alsnog weer is gebaseerd op genoemde bepaling. Daartoe was benodigd geweest dat verweerder een nieuw besluit had uitgevaardigd, in welk verband eiser ook weer gehoord had moeten worden. Dit is niet gebeurd.
4. Dan resteert de vraag of de maatregel van bewaring van 9 juni 2023 terecht gebaseerd is op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
5. Verweerder stelt dat eiser eerder de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad3 en dat op redelijke gronden kan worden aangenomen dat eiser de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit4 uit te stellen of te verijdelen5. Daartoe voert verweerder aan dat eiser:
-eerder een asielaanvraag heeft gedaan,
-pas een week nadat de maatregel van bewaring aan hem was opgelegd zijn laatste asielaanvraag heeft ingediend, en
-in het Schengeninformatiesysteem staat geregistreerd ter zake van een inreisverbod6.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder afdoende gemotiveerd dat eiser eerder de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad. Eiser heeft namelijk op 30 augustus 2016 een asielaanvraag ingediend. Verder heeft verweerder afdoende gemotiveerd dat op redelijke gronden kan worden aangenomen dat eiser de aanvraag louter heeft ingediend om zijn voorgenomen uitzetting naar Egypte uit te stellen of te verijdelen. Immers, eiser heeft zijn asielaanvraag van 9 juni 2023 ingediend toen hij al een week in vreemdelingenbewaring verkeerde. Uit de verklaringen van eiser valt op te maken dat hij op 2 juni 2023 aan de vreemdelingenpolitie kenbaar heeft gemaakt dat hij beschikte over documenten die een asielaanvraag zouden kunnen ondersteunen. Ter zitting heeft eiser nog toegelicht dat hij deze documenten ongeveer een maand daarvóór had ontvangen vanuit Egypte. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dan niet valt in te zien waarom eiser
3 Artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, ten tweede, van de Vw.
4 Het besluit van 4 oktober 2016.
5 Artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, ten derde, van de Vw.
6 Zie voetnoot 4.
niet al in de weken vóór 2 juni 2023 zijn asielaanvraag heeft ingediend. Dit vooral omdat eiser van mening is dat hij bij terugkeer naar Egypte had te vrezen voor zijn leven. Van iemand die een dergelijke vrees stelt én die vrees ook meent te kunnen onderbouwen met documenten die hij ter beschikking heeft, mag toch verwacht worden dat hij zich met zijn asielverzoek zo spoedig als mogelijk wendt tot de Nederlandse autoriteiten. Dat hij dit pas deed op 9 juni 2023, dus een week nadat hij op 2 juni 2023 in vreemdelingenbewaring was gesteld, biedt een redelijke grond voor de veronderstelling dat hij deze asielaanvraag louter heeft ingediend om zijn voorgenomen uitzetting naar Egypte te frustreren. Deze omstandigheden, in combinatie met het feit dat eiser gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem ter zake een inreisverbod, maken dat verweerder terecht het bepaalde van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw, aan de maatregel van bewaring van 9 juni 2023 ten grondslag heeft gelegd.
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is, is er geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring van 9 juni 2023 op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 augustus 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.