ECLI:NL:RBDHA:2023:12702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.12477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en geloofwaardigheidsbeoordeling van de rechtbank in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot afwijzing van haar asielaanvraag behandeld. Eiseres, een Somalische vrouw, had op 12 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 18 april 2023 werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de verklaringen van eiseres over haar asielmotieven inconsistent en ongeloofwaardig zijn. Eiseres heeft verklaard dat zij Somalië heeft verlaten vanwege bedreigingen door een strijder, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende redenen had om de geloofwaardigheid van haar verklaringen in twijfel te trekken. De rechtbank wijst erop dat eiseres tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over haar huwelijken en de redenen voor haar vlucht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en er zijn geen dwangsommen verbeurd. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12477

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Oosterhof)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 18 april 2023 tot afwijzing van haar aanvraag van 12 augustus 2021 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij dit besluit is ook bepaald dat aan eiseres geen reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend en dat zij niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Asielrelaas
4. Eiseres heeft de Somalische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1985. Eiseres heeft verklaard dat zij Somalië heeft verlaten omdat [naam] , een strijder van [naam] , haar heeft bedreigd omdat hij met haar wilde trouwen dan wel haar terugeiste omdat hij beweerde nog altijd met haar getrouwd te zijn. Omdat eiseres dit weigerde, heeft [naam] haar vader en zusje vermoord. Ook is haar huidige echtgenoot [naam] spoorloos verdwenen. Daarop is eiseres gevlucht uit Somalië.
Besluit tot afwijzing van de asielaanvraag
5. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiseres met toepassing van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond. Het element ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’ uit het asielrelaas van eiseres heeft de staatssecretaris geloofwaardig geacht. Aan het element ‘problemen met [naam] , ook lid van [naam] ’ heeft de staatssecretaris geen geloof gehecht. De reden hiervoor is dat eiseres volgens hem tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd over haar uithuwelijking aan en scheiding van [naam] , haar huwelijk met [naam] en de problemen wegens de scheiding van [naam] en het huwelijk met [naam] . Omdat eiseres niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en ook niet aannemelijk is dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM, komt zij niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000, aldus de staatssecretaris.
Oordeel van de rechtbank over de beroepsgronden van eiseres
6. Eiseres heeft alle tegenwerpingen van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van haar asielrelaas bestreden. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is. Daarbij heeft de staatssecretaris voldoende kenbaar alle relevante omstandigheden van het geval betrokken en in onderlinge samenhang gewogen, waarmee er een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden. Dat, zoals eiseres op de zitting naar voren heeft gebracht, sprake is van ‘cherry picking’ door de staatssecretaris, volgt de rechtbank niet.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris terecht aan eiseres tegengeworpen dat haar verklaring tijdens het nader gehoor over haar huwelijk met [naam] tegenstrijdig is aan haar verklaring tijdens het aanmeldgehoor dat haar huwelijk met [naam] haar eerste en enige huwelijk is. In het aanmeldgehoor [1] heeft eiseres de vraag of haar huwelijk met [naam] haar eerste en enige huwelijk is namelijk bevestigend beantwoord, terwijl zij tijdens het vrije relaas in het kader van het nader gehoor [2] heeft verklaard dat zij, toen zij 17 jaar oud was, met [naam] is getrouwd, zij later door tussenkomst van familie van hem is gescheiden en in 2018 met [naam] is getrouwd. De uitleg die eiseres voor het verschil in verklaringen heeft gegeven, heeft de staatssecretaris redelijkerwijs niet hoeven volgen. Zo was de vraagstelling in het aanmeldgehoor duidelijk (“Is dit uw eerste en enige huwelijk?”). Bovendien stelt eiseres dat zij heeft gestudeerd aan een universiteit zodat de staatssecretaris, ook gelet op haar referentiekader, in redelijkheid van eiseres mocht verwachten dat zij op dat moment niet alleen had verklaard over haar (huidige, en op dat moment enige) huwelijk met [naam] , maar ook over haar eerdere huwelijk met [naam] , als zijnde haar eerste huwelijk. In dat verband heeft de staatssecretaris van belang mogen vinden dat het huwelijk met [naam] en de problemen die daaruit zijn voorgekomen de basis vormen van het asielrelaas van eiseres. Dat eiseres niet zou hebben begrepen dat het belangrijk is om in het aanmeldgehoor alle relevante informatie te geven, en zij dus ook moest verklaren over haar eerdere huwelijk, dat zij bovendien relateert aan de problemen met [naam] , heeft de staatssecretaris evenmin een verschoonbare verklaring hoeven vinden. Zo is eiseres in het aanmeldgehoor medegedeeld dat het belangrijk is dat zij de waarheid spreekt en volledig moet antwoorden op de vragen die haar worden gesteld [3] en ziet het aanmeldgehoor juist op een onderwerp als de gezinssituatie. Daarbij is de verklaring in het aanmeldgehoor ook niet gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen die eiseres daarop heeft ingediend. Ook heeft de staatssecretaris eiseres niet hoeven volgen in de verklaring dat zij zich in het aanmeldgehoor niet vrij en in staat voelde volledige openheid te geven over haar gezinssituatie en zich door de opmerkingen van de hoorambtenaar geremd voelde in wat zij mocht verklaren, waardoor zij niet over haar eerste echtgenoot heeft verklaard. In dat verband heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat de hoorambtenaar in het aanmeldgehoor enkel waar eiseres begon te verklaren over de moord op haar vader door [naam] heeft aangegeven dat zij daarover tijdens het nader gehoor meer mag vertellen. [4] Uit het aanmeldgehoor blijkt niet dat eiseres van de hoorambtenaar niet kon en mocht uitweiden over haar gezinssituatie en zich door zijn toedoen belemmerd kon voelen om over haar eerste huwelijk te verklaren. Het is op zich te begrijpen dat eiseres een verband legt tussen haar asielmotieven en haar ex-echtgenoot als lid van [naam] , maar dat ontslaat eiseres er niet van om tijdens het aanmeldgehoor, als haar specifiek wordt gevraagd of haar huwelijk met [naam] haar eerste en enige huwelijk is, ook haar eerdere huwelijk met [naam] te noemen. Dat eiseres in het vrije relaas tijdens het nader gehoor uit zichzelf heeft verklaard over haar eerdere huwelijk met [naam] , en op de zitting heeft aangegeven dat dit een gedwongen en moeilijk huwelijk was, doet aan het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet af. Dit neemt niet weg dat eiseres op dit wezenlijke punt van haar asielrelaas tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. De rechtbank volgt evenmin dat de staatssecretaris in dit verband meer aandacht had moeten hebben voor de trauma’s die eiseres heeft, zoals zij op de zitting heeft aangevoerd. Hierover stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat uit het advies van MediFirst geen beperkingen voor het horen van eiseres zijn geconstateerd.
Ook heeft de staatssecretaris terecht aan eiseres tegengeworpen dat haar verklaring in het aanmeldgehoor over de reden van haar asielaanvraag, namelijk dat iemand van [naam] met haar wilde trouwen en zij dat niet wilde, waardoor haar vader (en zusje) is vermoord en zij is vertrokken uit Somalië [5] , afwijkt van, en daarmee tegenstrijdig is met, haar verklaring in het nader gehoor dat haar ex-echtgenoot [naam] , van wie zij volgens haar vader was gescheiden, haar terugeiste omdat hij juist beweerde dat eiseres volgens de islam nog altijd met hem was getrouwd. De verklaring zoals in het aanmeldgehoor afgelegd, is bij de correcties en aanvullingen niet gewijzigd, genuanceerd of nader geduid. Daar wordt juist herhaald dat [naam] op zoek was naar eiseres omdat een lid van [naam] met haar wilde trouwen en zij dat niet wilde. Geconfronteerd met deze tegenstrijdigheid tijdens het nader gehoor, verklaart eiseres dat zij dat in het aanmeldgehoor niet heeft verklaard en dat de reden voor die verklaring is dat [naam] pas later lid is geworden van [naam] . Hierover heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser hiermee geen concreet antwoord geeft op de vraag. Het gaat hier wederom om de kern van het asielrelaas van eiseres waarvan de staatssecretaris van eiseres mag verwachten dat zij daarover consistent, gedetailleerd en gericht kan verklaren. Hoewel eiseres op zichzelf terecht stelt dat het nader gehoor bij uitstek de plek is om het asielrelaas naar voren te brengen, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verklaringen in het aanmeldgehoor die zien op de redenen van vertrek uit het land van herkomst daarmee niet in overeenstemming hoeven te zijn. Ook in het aanmeldgehoor wordt kort ingegaan op de asielmotieven, zoals eiseres ook is uitgelegd [6] en waarbij haar is medegedeeld dat het belangrijk is dat zij de waarheid spreekt en volledig moet antwoorden op de vragen die haar worden gesteld. [7]
Aan de hier besproken afwijkende verklaringen van eiseres heeft de staatssecretaris in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling zwaar gewicht mogen toekennen, nu dit raakt aan de kern van het asielrelaas van eiseres.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres opmerkelijk heeft verklaard over de (telefonische) bedreigingen door [naam] toen zij in Sudan verbleef. Dat eiseres over bepaalde zaken slechts vermoedens kan uiten, vindt de rechtbank op zich niet vreemd, maar de staatssecretaris heeft in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat de verklaring dat [naam] eiseres niet heeft verhinderd naar Sudan te vertrekken terwijl zij nog getrouwd waren, met als reden dat [naam] vanwege zijn wangedrag richting eiseres waarschijnlijk niet te veel protest heeft aangetekend, niet rijmt met de verklaring dat [naam] niet lang daarna wel is begonnen met het telefonisch bedreigen van eiseres. Dat is door eiseres niet opgehelderd. Ook heeft de staatssecretaris het redelijkerwijs opmerkelijk kunnen vinden kunnen dat eiseres niet kan verklaren hoe [naam] aan haar Sudanese telefoonnummer kwam en hoe vaak zij door [naam] was gebeld op het moment dat zij haar Sudanese simkaart heeft weggegooid. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat [naam] ook daarna tot twee keer toe haar telefoonnummer kon achterhalen waarop hij haar bedreigde. Ook hiervoor heeft eiseres geen verklaring, maar geeft zij aan slechts te kunnen gissen naar de manier waarop [naam] telkens haar telefoonnummer kon achterhalen.
Daarnaast heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bevreemdt dat [naam] , die eiseres sinds juli 2013 telefonisch zou bedreigen, al die tijd in de dezelfde wijk zou wonen als de gezinsleden van eiseres, maar hen vóór februari 2019 nooit zou hebben benaderd. Dit terwijl eiseres ook verklaart dat [naam] vond dat zijn nog met hem getrouwd was. De staatssecretaris heeft de (op vermoedens gebaseerde) uitleg van eiseres dat dit kwam omdat [naam] de steun van zijn familie was verloren en eerder nog niet [naam] achter hem had staan, wat een en ander volledig veranderde, redelijkerwijs niet hoeven aanmerken als toereikende verklaring hiervoor. Daarbij heeft hij kunnen overwegen dat niet valt in te zien dat [naam] alleen met steun van [naam] bedreigingen zou kunnen uiten, ook omdat dit kennelijk geen belemmering vormde om eiseres eerder wel (telefonisch) te bedreigen. Verder heeft de staatssecretaris het redelijkerwijs opmerkelijk kunnen vinden dat eiseres, nadat zij halverwege 2013 haar Sudanese simkaart had weggegooid, tot aan december 2018 geen problemen zou hebben ondervonden van [naam] , terwijl eiseres volgens [naam] nog met hem getrouwd was en hij haar terugeiste. Daarbij heeft de staatssecretaris kunnen betrekken dat eiseres heeft verklaard dat zij in april 2018 naar Somalië is teruggekeerd en tot aan het moment waarop zij naar haar tante is vertrokken in dezelfde wijk in [plaats] woonde als voorheen, waar ook [naam] woonde. Dat [naam] wel het nieuwe telefoonnummer van eiseres kon achterhalen, maar niet waar zij verbleef, heeft de staatssecretaris opmerkelijk mogen vinden. De (op vermoedens gebaseerde) verklaring die eiseres ervoor heeft gegeven dat zij pas na december 2018 weer problemen van [naam] is gaan ondervinden, namelijk dat in november 2018 het huwelijksfeest van haar en [naam] plaatsvond en pas toen voor [naam] duidelijk werd dat zij een nieuwe echtgenoot had en hij in actie kwam, omdat hij zich in zijn eer aangetast voelde, heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres wisselend, en op zijn minst onduidelijk, heeft verklaard over het moment waarop zij is getrouwd met [naam] en ook over het moment van zijn verdwijning. Eiseres heeft namelijk in het aanmeldgehoor verklaard dat zij op 1 januari 2018 met [naam] is getrouwd en dat [naam] sinds halverwege 2018 is vermist, en dat zij op dat moment ‘maanden’ waren getrouwd. [8] Hierop zijn geen correcties en aanvullingen aangebracht. In het vrije relaas en de nadere vraagstelling tijdens het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat zij in april 2018 vanuit Sudan naar Somalië is teruggekeerd, dat zij in november 2018 (traditioneel) met [naam] is getrouwd, dat [naam] een maand later door [naam] werd gebeld en dat [naam] daarna spoorloos is verdwenen. [9] Tijdens het nader gehoor heeft de hoormedewerker eiseres ermee geconfronteerd dat zij in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat zij in januari 2018 met [naam] is getrouwd en tijdens het nader gehoor verklaart dat zij in november 2018 zijn getrouwd. Daarop verklaart eiseres dat zij en [naam] in januari 2018 besloten te gaan trouwen en het huwelijksfeest in november 2018 plaatsvond. Ook heeft de hoormedewerker eiseres er tijdens het nader gehoor mee geconfronteerd dat zij tijdens het aanmeldgehoor heeft verklaard dat [naam] halverwege/medio 2018 is verdwenen en dat zij tijdens het nader gehoor verklaart dat dat eind 2018 was. Daarop verklaart eiseres dat zij met medio 2018 bedoelde “Ergens in 2018. Van begin tot einde.” In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor wordt vermeld dat eiseres in januari 2018, toen zij nog in Sudan was, via de telefoon is getrouwd met [naam] , maar dat het feest in november 2018 was en zij dus niet in november 2018 zijn getrouwd. Ook verklaart eiseres daar dat [naam] in december 2018 is verdwenen, een maand na het huwelijksfeest in november 2018. De uitleg die eiseres heeft gegeven voor de geconstateerde wisselende verklaringen, heeft de staatssecretaris redelijkerwijs onvoldoende mogen achten om deze niet aan haar tegen te werpen. Daarbij heeft hij van belang mogen achten dat het gaat om belangrijke gebeurtenissen in het leven van eiseres waarvan van haar mag worden verwacht dat zij hierover consistent en duidelijk kan verklaren. De rechtbank ziet hierin geen onwil van de staatssecretaris om de verklaringen van eiseres te duiden, zoals eiseres heeft aangevoerd.
6.2.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris zich, alles in onderlinge samenhang bezien, niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen geloof wordt gehecht aan het relevante element ‘problemen met [naam] , ook lid van [naam] ’ en hij de asielaanvraag van eiseres daarom terecht heeft afgewezen.
7. Eiseres heeft nog verzocht dat wat zij eerder in de zienswijze heeft aangevoerd, als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit voldoende op is ingegaan en eiseres deze gronden in beroep, anders dan hiervoor besproken, niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing niet leiden tot het daarmee door eiseres nagestreefde resultaat. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Tegen de beslissing om haar geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen en haar geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 toe te kennen, heeft eiseres geen beroepsgronden gericht.
Bestuurlijke dwangsom
9. Eiseres heeft de staatssecretaris op 30 januari 2023 in gebreke gesteld omdat zij vond dat de staatssecretaris niet tijdig had beslist op haar asielaanvraag van 12 augustus 2021. Omdat de staatssecretaris niet binnen twee weken na de ingebrekestelling alsnog een besluit op haar aanvraag heeft genomen, heeft eiseres op 17 februari 2023 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft de staatssecretaris op 18 april 2023 het bestreden besluit genomen. Eiseres heeft daarop het beroep vanwege het niet tijdig beslissen van 17 februari 2023, ingetrokken [10] en beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
9.1.
De staatssecretaris overweegt in het bestreden besluit dat de beslistermijn is verstreken op 10 november 2022, wat betekent dat de ingebrekestelling van 30 januari 2023 geldig is. Toch zijn er volgens hem geen dwangsommen verbeurd, gelet op de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet).
9.2.
Eiseres is het daarmee niet eens. Zij voert daartoe aan dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) het niet automatisch verbeuren van dwangsommen in strijd heeft geacht met het Unierecht. In zoverre is artikel 1 van de Tijdelijke wet onverbindend. Daarom zijn de dwangsommen wel verbeurd, aldus eiseres.
9.3.
Deze beroepsgrond slaag niet. De Afdeling heeft over het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom in asielzaken in de uitspraak van 30 november 2022 [11] , anders dan over het niet kunnen opleggen van een rechterlijke dwangsom [12] , geoordeeld dat dat niet in strijd is met het beginsel van effectieve rechtsbescherming en het gelijkwaardigheidsbeginsel. Artikel 1 van de Tijdelijke wet is voor wat betreft het niet kunnen verbeuren van een bestuurlijke dwangsom, niet onverbindend verklaard. De staatssecretaris heeft dan ook terecht overwogen dat er geen dwangsommen zijn verbeurd.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Pagina 9 van het aanmeldgehoor.
2.Pagina 4 van het nader gehoor.
3.Pagina 3 van het aanmeldgehoor.
4.Pagina 1 en 12 van het aanmeldgehoor.
5.Pagina 17 van het aanmeldgehoor.
6.Pagina 2 van het aanmeldgehoor.
7.Pagina 3 van het aanmeldgehoor.
8.Pagina 8 van het aanmeldgehoor.
9.Pagina 4 en pagina 9 van het nader gehoor.
10.Eiseres heeft dit beroep, geregistreerd onder NL23.4994, ingetrokken onder vordering van proceskosten. Die procedure is aanhangig bij zittingsplaats Zwolle van deze rechtbank.