In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres, een Eritrese nationaliteit, behandeld. Eiseres heeft op 29 september 2020 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Na het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris, heeft eiseres op 19 juli 2022 beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft op 12 december 2022 de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft besloten om het beroep van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de staatssecretaris inmiddels een inhoudelijk besluit had genomen op de asielaanvraag. Eiseres had geen belang meer bij het beroep tegen het niet-tijdig beslissen, aangezien er al een beslissing was genomen. Desondanks heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet-tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op 24 augustus 2023.