ECLI:NL:RBDHA:2023:12676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22_7900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eerste bewonersvergunning en beoordeling van parkeermogelijkheden op eigen terrein

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een eerste bewonersvergunning beoordeeld. Eiser had op 2 mei 2022 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Katwijk werd afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 3 november 2022. De rechtbank behandelde de zaak op 27 juli 2023, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, V. Hazenoot, bijgestaan door J. Reuser van de Afdeling mobiliteit.

Eiser stelde dat hij recht had op een eerste bewonersvergunning omdat hij niet op eigen terrein kon parkeren. Hij betoogde dat de beschikbare ruimte op zijn perceel niet voldeed aan de vereisten van 2,30 bij 5,00 meter, en dat hij door de toegangspoort niet zonder schade aan zijn auto kon parkeren. Verweerder daarentegen stelde dat eiser met kleine aanpassingen, zoals snoeien van beplanting of verbreden van de toegangspoort, voldoende ruimte kon creëren om op eigen terrein te parkeren. De rechtbank oordeelde dat het voor eiser niet onmogelijk was om op straat te parkeren met een tweede bewonersvergunning, die duurder was, maar wel beschikbaar.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de eerste bewonersvergunning niet onredelijk was, gezien de (toenemende) parkeerdruk en het beleid van de gemeente Katwijk om bewoners te stimuleren op eigen terrein te parkeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op de eerste bewonersvergunning en het door hem betaalde griffierecht niet terugkreeg. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7900

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser
en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder

(gemachtigde: V. Hazenoot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een eerste bewonersvergunning.
1.1.
Verweerder heeft een eerste bewonersvergunning met het besluit van 2 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 november 2022 op het bezwaar van eiser is door het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 digitaal op zitting behandeld. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door J. Reuser van de Afdeling mobiliteit.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft een bewonersvergunning aangevraagd om zijn auto te kunnen parkeren op de openbare weg. De aanvraag voor een eerste parkeervergunning is afgewezen omdat eiser volgens verweerder de ruimte heeft om op zijn eigen terrein te parkeren. Aan hem is wel een zogenoemde tweede bewonersvergunning verleend. Het tarief van de tweede bewonersvergunning is € 60,- per jaar, ten opzichte van € 20,- per jaar voor een eerste bewonersvergunning.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt dat hij recht heeft op een eerste bewonersvergunning omdat hij niet kan parkeren op eigen terrein. Volgens de geldende parkeernormen moet een parkeerplaats op eigen terrein ten minste 2,30 bij 5,00 meter zijn. De parkeerruimte op zijn perceel is vanwege begroeiing feitelijk slechts 2,22 meter breed. Bovendien moet hij door een toegangspoort van 2,14 meter rijden, wat niet lukt zonder schade aan de spiegels van zijn auto te rijden. Ook is er te weinig ruimte om met een vuilnisbak of een fiets, een geparkeerde auto op het perceel te kunnen passeren. Omdat er geen sprake is van een parkeerplaats op eigen terrein, stelt eiser dan ook recht te hebben op een eerste bewonersvergunning tegen een prijs van € 20,- per jaar.
Wat vindt verweerder in beroep?
3. Verweerder stelt dat het terrein van eiser voldoet aan de voorwaarden om te kunnen parkeren op eigen terrein. Mocht eiser menen dat er te weinig ruimte bestaat, dan kan hij met (kleine) aanpassingen, zoals het snoeien van de beplanting of het verbreden van de toegangspoort, meer ruimte creëren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Uit het parkeerbeleid van de gemeente Katwijk volgt dat het recht op een eerste bewonersvergunning vervalt als een bewoner een auto kan parkeren op eigen terrein. [1] Verweerder hanteert hiervoor de definitie dat er sprake moet zijn van een ruimte van ten minste 2,30 meter bij 5,00 meter als de ruimte niet valt af te sluiten, zoals bijvoorbeeld het geval zou zijn bij een carport. [2]
5. Vooropgesteld acht de rechtbank het van belang dat het voor eiser niet onmogelijk is om op straat te parkeren. Dat kan nog steeds door middel van een tweede bewonersvergunning, zij het dat deze vergunning duurder uitvalt. Het weigeren van een eerste bewonersvergunning is dan ook niet hetzelfde als een wettelijke verplichting voor eiser om zijn auto op eigen terrein te parkeren. [3]
6. Uit metingen is gebleken dat het kale perceel 3,60 meter breed is, wat verder door eiser ook niet wordt betwist. Dat de werkelijke breedte waarop kan worden geparkeerd vanwege de beplanting niet meer dan 2,22 meter zou zijn, doet daar niet aan af. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de beplanting (gedeeltelijk) kan worden gesnoeid, als eiser de ruimte te smal acht om te kunnen parkeren. Ook kan de toegangspoort enigszins worden verbreed, zodat eiser eventuele schade aan de spiegels van zijn auto kan voorkomen. Omdat er een in/uitrit aanwezig is waardoor de stoep ononderbroken overloopt op de openbare weg, kan tevens de gevolgtrekking worden gemaakt dat het perceel van eiser (mede) bedoeld is om een voertuig op te stationeren. Dat deze in/uitrit twintig jaar geleden is aangebracht op initiatief van eiser om zijn aanhangwagen op zijn perceel te kunnen stallen, maakt dat niet anders.
7. De rechtbank acht het vanwege de (toenemende) parkeerdruk niet onredelijk dat verweerder parkeren op de openbare weg wil ontmoedigen, en daarom een prijsdifferentiatie tussen de eerste en tweede bewonersvergunning hanteert. Bewoners (financieel) stimuleren om op eigen terrein te parkeren kan bijdragen aan een verlaging van deze parkeerdruk. Dat het parkeerbeleid volgens eiser een vorm van verkapte belasting is, en dat verweerder hiermee parkeerruimte probeert vrij te maken voor andere woonprojecten, kan de rechtbank niet volgen. Ook kan het standpunt van eiser dat hij zijn geparkeerde auto niet kan passeren met een fiets of vuilnisbak niet slagen omdat dit gezien de metingen die hiervoor zijn genoemd, niet is komen vast te staan. De rechtbank komt alles overwegende tot de conclusie dat de gevolgen van het niet verkrijgen van een eerste parkeervergunning, niet zo onevenredig zijn dat verweerder ten gunste van eiser van zijn beleid heeft moeten afwijken.

Conclusies en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder aan eiser geen eerste bewonersvergunning hoeft te verlenen. Ook krijgt eiser het door hem betaalde griffierecht niet terug.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, en artikel 3, tweede lid, van de Parkeerverordening Katwijk, in samenhang gelezen met artikel 3, vierde lid, van de Wijziging nadere regels parkeren.
2.Artikel 1, en onder j, sub ii van de Wijziging nadere regels parkeren.
3.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, van 22 maart 2017, (ECLI:NL:RBAMS:2017:3220).