In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Nigeriaanse nationaliteit, diende op 2 april 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 juni 2023 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris dit besluit terecht heeft genomen, omdat eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen heeft gepresenteerd die relevant zijn voor de beoordeling van haar aanvraag. Eiseres had eerder, op 30 oktober 2021, ook al een aanvraag ingediend die was afgewezen, en de rechtbank bevestigt dat de identiteit en het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig zijn bevonden in eerdere procedures.
De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres, die aanvoert dat de staatssecretaris ten onrechte haar aanvraag buiten behandeling heeft gesteld en dat de overgelegde documenten aanleiding hadden moeten zijn voor een herbeoordeling. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen nieuwe elementen zijn die de afwijzing van de aanvraag zouden kunnen rechtvaardigen. Bovendien wordt opgemerkt dat de staatssecretaris niet expliciet heeft vermeld waarom van horen is afgezien, maar de rechtbank ziet geen reden om dit gebrek niet te passeren, aangezien eiseres niet benadeeld is door deze procedurele tekortkoming.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, maar kent eiseres wel een proceskostenvergoeding toe van € 1.674,- aan haar gemachtigde, omdat er een gebrek is vastgesteld in de procedure. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt en is openbaar gemaakt op 11 augustus 2023.