ECLI:NL:RBDHA:2023:12661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.18010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Nigeriaanse nationaliteit, diende op 2 april 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 juni 2023 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris dit besluit terecht heeft genomen, omdat eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen heeft gepresenteerd die relevant zijn voor de beoordeling van haar aanvraag. Eiseres had eerder, op 30 oktober 2021, ook al een aanvraag ingediend die was afgewezen, en de rechtbank bevestigt dat de identiteit en het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig zijn bevonden in eerdere procedures.

De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres, die aanvoert dat de staatssecretaris ten onrechte haar aanvraag buiten behandeling heeft gesteld en dat de overgelegde documenten aanleiding hadden moeten zijn voor een herbeoordeling. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen nieuwe elementen zijn die de afwijzing van de aanvraag zouden kunnen rechtvaardigen. Bovendien wordt opgemerkt dat de staatssecretaris niet expliciet heeft vermeld waarom van horen is afgezien, maar de rechtbank ziet geen reden om dit gebrek niet te passeren, aangezien eiseres niet benadeeld is door deze procedurele tekortkoming.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, maar kent eiseres wel een proceskostenvergoeding toe van € 1.674,- aan haar gemachtigde, omdat er een gebrek is vastgesteld in de procedure. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt en is openbaar gemaakt op 11 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18010
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Ruijzendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] . Zij heeft op 2 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 15 juni 2023 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De staatssecretaris heeft op 31 juli 2023 een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 31 juli 2023 over een geboortebewijs van eiseres aan het dossier toegevoegd.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL.23.18011, op 2 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de staatssecretaris en A. Umar als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit van de staatssecretaris om de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
Eiseres heeft op 30 oktober 2021 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 26 januari 2023 afgewezen. De identiteit van eiseres is door de staatssecretaris niet gevolgd en het asielrelaas is ongeloofwaardig bevonden. Dit besluit staat met de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2023 in rechte vast.
3.2.
Op 2 april 2023 heeft eiseres opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Daarbij heeft zij een leeftijdsverklaring en een verklaring van de national population commission overgelegd. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. De staatssecretaris heeft de aanvraag niet- ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hiermee heeft de staatssecretaris toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres ten onrechte buiten behandeling gesteld. De verklaringen van eiseres over haar identiteit hebben doorgewerkt in de geloofwaardigheidsbeoordeling van haar gehele relaas, daarom hadden de overgelegde verklaringen en het bij de zienswijze nog nagezonden ‘certificate of Primary Education’ volgens eiseres aanleiding moeten zijn om haar asielaanvraag opnieuw te beoordelen. De bij de aanvraag overgelegde
(leeftijds-)documenten zijn echt bevonden door Bureau Documenten. Eiseres voert verder aan dat de staatssecretaris haar ten onrechte niet heeft gehoord. In Werkinstructie 2022/13 (Opvolgende asielaanvragen, geldig tot en met 1 juli 2023) is bepaald dat afzien van horen alleen kan in zaken waarin de aanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, sub d, Vw. In deze Werkinstructie staat ook dat in het voornemen moet staan waarom is afgezien van het horen. Dit is niet gebeurd, en daarom moet de staatssecretaris dit alsnog doen.
5. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de overgelegde documenten niet kunnen leiden tot een ander oordeel over het asielrelaas. Het asielrelaas is in de vorige procedure ongeloofwaardig bevonden en dit oordeel staat in rechte vast. Als de identiteit van eiseres vast zou komen te staan, wordt niet op andere manier naar haar asielrelaas gekeken. De elementen asielrelaas en identiteit staan op zichzelf en zijn in de eerdere procedure ook afzonderlijk beoordeeld. De identiteit van eiseres werkt niet door in haar asielrelaas. Ten aanzien van het horen van eiseres heeft de staatssecretaris ter zitting aangegeven dat in het voornemen wel een reden is gegeven voor het afzien van het gehoor, maar dat dit niet expliciet is benoemd als bedoeld in Werkinstructie 2023/7 (geldig vanaf 1 juli 2023). De staatssecretaris verzoekt de rechtbank om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, Vw moet zo worden uitgelegd dat het begrip „nieuwe elementen of bevindingen” de elementen of bevindingen omvat die zich hebben voorgedaan na de definitieve beëindiging van de vorige asielprocedure, en ook de elementen of bevindingen die al bestonden vóór de beëindiging van die procedure maar waarop eiseres zich niet heeft beroepen. Dit volgt uit het arrest van het Hof van Justitie XY1.
6. Op 22 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, geoordeeld dat de staatssecretaris de identiteit en het asielrelaas van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. In rechtsoverweging 5.2. van deze uitspraak is geoordeeld dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres de vrees om besneden te worden niet aannemelijk heeft gemaakt. Deze uitspraak is op 4 mei 2023 door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte overwogen dat de stukken die eiseres aan haar huidige asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd, geen nieuwe elementen of bevindingen bevatten die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van haar asielrelaas. Zelfs als de staatssecretaris aan de hand van de nieuwe stukken tot de conclusie zou komen dat de identiteit van eiseres geloofwaardig is, kan dit op zichzelf niet leiden tot de conclusie dat het asielrelaas van eiseres ook geloofwaardig is. De beroepsgrond slaagt niet.
6.1
Ten aanzien van het horen overweegt de rechtbank als volgt. De staatssecretaris heeft in het voornemen niet uitdrukkelijk overwogen dat van horen wordt afgezien en waarom een gehoor niet noodzakelijk was voor een zorgvuldige voorbereiding. Dit is wel vereist volgens Werkinstructie 2022/13 en de meer recentere Werkinstructie 2023/7. Het besluit bevat in zoverre een gebrek. De rechtbank ziet echter reden om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, en wel om de volgende reden. In het voornemen heeft de staatssecretaris overwogen dat, zelfs wanneer wordt uitgegaan van de overgelegde documenten, er alsnog geen sprake is van een nieuw element. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat horen niet noodzakelijk was voor een zorgvuldige voorbereiding. Verder is niet gesteld of gebleken dat eiseres door het (niet uitdrukkelijk vermelden van het) afzien van het horen op enige wijze is benadeeld. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat kon worden afgezien van horen.
7. Wat hierboven is overwogen leidt tot de conclusie dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. Hetgeen verder is aangevoerd kan niet leiden tot een ander oordeel en behoeft daarom geen nadere bespreking.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt wel een vergoeding vaan haar proceskosten. Dit vanwege het geconstateerde gebrek zoals is overwogen in rechtsoverweging 6.1. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen ((1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 837,- per punt, met wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet de staatssecretaris deze vergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan de gemachtigde van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.