ECLI:NL:RBDHA:2023:12651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.22020 NL23.22025 en NL23.22028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van vrijheidsbeperkende maatregelen voor een Syrisch gezin in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaken NL23.22020, NL23.22025 en NL23.22028, waarbij een Syrisch gezin in de VBL (vrijheidsbeperkende locatie) is geplaatst. De eisers, bestaande uit een gezin met minderjarige kinderen, zijn in de VBL geplaatst omdat zij niet hebben voldaan aan de verplichting om Nederland zelfstandig te verlaten. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers tegen de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt dat de eisers geen rechtmatig verblijf hebben en niet over voldoende middelen van bestaan beschikken. De aangevoerde medische omstandigheden van de eisers zijn door de rechtbank niet als zodanig beoordeeld dat deze de belangenafweging in hun voordeel zouden moeten doen uitvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijheidsbeperkende maatregelen noodzakelijk zijn in het belang van de openbare orde en dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij enige actie hebben ondernomen om terug te keren naar Turkije. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eisers de mogelijkheid hebben om medische afspraken te maken en dat de maatregelen hen niet onterecht belemmeren in hun noodzakelijke zorg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.22020, NL23.22025 en NL23.22028

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiseres 1,

geboren op [geboortedatum 1] ,
V-nummer: [v-nummer 1]
en
[naam 2], eiser,
geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [v-nummer 2]
mede namens hun (minderjarige) kinderen
[namen] ,
V-nummers: [v-nummers]
en

[naam 3] , eiseres 2,

geboren op [geboortedatum 3] ,
V-nummer: [v-nummer 3]
allen van (gestelde) Syrische nationaliteit,
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 24 juli 2023 en 27 juli 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan eisers de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 augustus 2023 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 kan door verweerder overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
a. geen rechtmatig verblijf heeft;
b. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d, en e.
1.1.
Op grond van artikel 56, tweede lid, van de Vw 2000 blijft toepassing van het eerste lid achterwege wanneer, dan wel wordt de toepassing beëindigd zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat.
1.2.
De vrijheidsbeperkende maatregel kan ingevolge artikel 5.1. van het Vreemdelingenbesluit 2000 bestaan uit:
a. een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of;
b. een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.
1.3.
In paragraaf A5.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) staat vermeld dat, anders dan bij de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zoals neergelegd in de Vw 2000, een vrijheidsbeperkende maatregel in de regel niet disproportioneel zal zijn indien deze nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van de vreemdeling. Wel moet worden nagegaan of in de gegeven omstandigheden, de door de vreemdeling gestelde belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van de vreemdeling voor het vertrekproces.
1.4.
In paragraaf A5.5. van de Vc 2000 staat vermeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 – in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54, eerste lid, van de Vw 2000 – wordt opgelegd op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf.
2. Verweerder heeft eiseres 1 en eiser door middel van de vrijheidsbeperkende maatregelen verplicht om met ingang van 24 juli 2023 te verblijven in de gemeente Tytsjerksteradiel, alwaar zij zich in het kader van de maatregel in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Burgum dienen op te houden. Verweerder heeft eiseres 2 met ingang van 31 juli 2023 eveneens verplicht om zich in de VBL Burgum op te houden. Volgens verweerder worden de maatregelen gevorderd in het belang van de openbare orde. Verder acht verweerder van belang dat eisers niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om Nederland uit eigen beweging te verlaten, geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en niet over voldoende bestaansmiddelen beschikken.
3. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten. Zij voeren daartoe aan dat de maatregelen onevenredig belastend zijn voor het gezin, omdat eiser getraumatiseerd is en de VBL regelmatig moet verlaten voor therapie. Het trauma maakt dat de vrijheidsbeperking hem extra zwaar valt. Eiseres 2 is als jonge vrouw voortdurend beperkt in haar leven door de asielprocedure en de consequenties daarvan. Eisers betogen dat een lichter middel, zoals een meldplicht, zou moeten worden opgelegd. Eisers hebben in de asielprocedure hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Eisers doen er alles aan om uiteindelijk in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vrijheidsbeperkende maatregelen terecht aan eisers zijn opgelegd. Eisers genieten geen rechtmatig verblijf en hebben daardoor geen recht op opvang. Naast het bieden van opvang, dienen de maatregelen ertoe om erop te kunnen toezien dat eisers daadwerkelijk werken aan hun vertrek. In de maatregelen heeft verweerder overwogen dat in bijzondere situaties om tijdelijke ontheffing van de maatregel kan worden verzocht. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij bezoek aan een medisch specialist. Verweerder stelt dat niet is gebleken dat afgezien zou moeten worden van het opleggen van de maatregel.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Op 20 juni 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats, de beroepen van eisers tegen de afwijzende beschikkingen op hun asielaanvragen kennelijk ongegrond verklaard. Eisers hebben daartegen hoger beroep ingesteld. Verweerder betoogt terecht dat de ingestelde hoger beroepen geen schorsende werking hebben en daardoor niet in de weg staan aan het opleggen van de maatregelen (zie de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:869 en 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457). Eisers verblijven niet langer rechtmatig in Nederland.
5.1.
Op 12 oktober 2017 is een terugkeerbesluit genomen, waarin geen land van terugkeer is vermeld. Op 23 maart 2023 is een aanvullend terugkeerbesluit genomen, waarin is vermeld dat eisers dienen terug te keren naar Turkije. Eisers hebben de vertrektermijn die hun is gegund ongebruikt laten verstrijken. Daarmee is de grond dat eisers niet voldaan hebben aan de plicht om Nederland zelfstandig te verlaten terecht aan de maatregelen ten grondslag gelegd. Eisers hebben geen rechtmatig verblijf meer en ook geen recht op opvang in een regulier AZC. Daarmee hebben eisers geen vaste woon- of verblijfplaats. Van voldoende middelen van bestaan is evenmin gebleken. Verder is de rechtbank niet gebleken dat eisers enige aantoonbare (voorbereidende) acties hebben ondernomen om terug te keren naar Turkije. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat de plaatsing in de VBL geen geschikt middel is voor eisers. Ter zitting is gebleken dat eiser de locatie voor medische afspraken kan verlaten en dat deze afspraken gedurende de maatregel ook daadwerkelijk doorgang vinden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de aangevoerde medische (psychische) omstandigheden geen aanleiding hoefde te zien om de belangenafweging in voordeel van eisers uit te laten vallen. Verweerder heeft bij de voorbereiding van de bestreden besluiten rekening gehouden met de medische omstandigheden. Gelet op al deze omstandigheden heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank voorts terecht op het standpunt gesteld dat het belang van de openbare orde de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregelen vordert.
6. De beroepen tegen de vrijheidsbeperkende maatregel zijn ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.