ECLI:NL:RBDHA:2023:12630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.20775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder het Dublin-systeem

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen op grond van het feit dat Luxemburg verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, aangezien eiser eerder al een asielaanvraag in Luxemburg had ingediend en sindsdien het grondgebied van de Europese Unie niet had verlaten.

Tijdens de zitting op 17 augustus 2023, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank het beroep behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zienswijze was ingediend, maar dat verweerder inhoudelijk op de zienswijze was ingegaan, wat de rechtbank als een kennelijke verschrijving heeft aangemerkt. Eiser voerde aan dat het voornemen van verweerder prematuur was, maar de rechtbank oordeelde dat het voornemen een voorbereidingshandeling is en niet prematuur kan worden genoemd, aangezien het bestreden besluit na acceptatie van het terugnameverzoek is genomen.

Verder heeft de rechtbank het interstatelijk vertrouwensbeginsel besproken. Eiser had geen bewijs geleverd dat er een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid bestond tussen Nederland en Luxemburg voor Jemenieten. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij eiser lag en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat het vertrouwensbeginsel niet van toepassing was. Eiser heeft ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op onevenredige hardheid bij de overdracht naar Luxemburg. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en verweerder niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20775
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A. Gundogdu).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Luxemburg verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2023 op zitting behandeld te Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat eiser eerder een asielaanvraag heeft ingediend in Luxemburg en dat hij sindsdien het grondgebied van de Europese Unie niet heeft verlaten. Luxemburg is daarom in beginsel verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
2. Wel is in geschil of verweerder ten onrechte in het bestreden besluit heeft gesteld dat er geen zienswijze is ingediend. Dat is het geval, maar uit het verloop van het bestreden besluit blijkt dat er wel inhoudelijk op de zienswijze is ingegaan. De rechtbank merkt de opmerking van verweerder dan ook aan als een kennelijke verschrijving.
3. Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat het voornemen prematuur is. De rechtbank volgt dit niet. Het voornemen is een voorbereidingshandeling en kan worden uitgebracht voordat het claimakkoord tot stand is gekomen. Het bestreden besluit is genomen ruim nadat het terugnameverzoek is geaccepteerd. Er is geen sprake van een prematuur voornemen.
4. Verder is in geschil of ten aanzien van Luxemburg kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het uitgangspunt is dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat dat niet meer kan. Eiser heeft gesignaleerd dat sprake is van verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Luxemburg ten aanzien van Jemenieten. De bewijslast om aannemelijk te maken dat sprake is van een evident en fundamenteel verschillend beschermingsbeleid ligt bij eiser. Eiser heeft geen informatie over het Luxemburgse beleid ten aanzien van Jemenieten overgelegd en ook geen eigen dossier van de behandeling van zijn asielaanvraag in Luxemburg tot aan de hoogste rechter overgelegd. Nu eiser geen onderbouwing heeft geleverd, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid ten aanzien van Jemenieten tussen Nederland en Luxemburg. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser heeft tot slot aangevoerd dat ten onrechte niet is geconcludeerd dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt. Eiser heeft geen bijzondere, individuele omstandigheden gesteld. Deze beroepsgrond faalt daarom ook.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.