Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. Mulders, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker had op 14 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Portugal verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 juli 2023 behandeld, samen met een andere zaak (NL23.17472). Tijdens de zitting was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak in de bodemzaak (NL23.17472) geoordeeld, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter de verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 837,-. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift is toegekend, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 1. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 juli 2023, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.