Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige kind]eisers,
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 29 juni 2023 afgewezen, omdat Duitsland verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 25 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde en een tolk aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden niet in behandeling heeft genomen. Eisers hebben aangevoerd dat zij vrezen voor indirect refoulement bij terugkeer naar Duitsland, omdat het beschermingsbeleid voor Jezidi-vluchtelingen in Nederland soepeler zou zijn dan in Duitsland. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van een reëel risico op indirect refoulement bij de vreemdeling ligt. Eisers hebben niet overtuigend aangetoond dat het beschermingsbeleid in Duitsland fundamenteel verschilt van dat in Nederland.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een fundamentele systeemfout in het Duitse beschermingsbeleid en dat de staatssecretaris niet in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers kunnen worden overgedragen aan Duitsland. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 1 augustus 2023.