In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door Jeugdbescherming West Haaglanden, de gecertificeerde instelling, die verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader zonder gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, [naam02], en de vader, [naam03], belanghebbenden zijn in deze procedure. De moeder heeft instemming gegeven voor het verzoek, terwijl de vader niet ter zitting is verschenen.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [minderjarige]. De moeder heeft moeite met het bieden van structuur en grenzen, wat leidt tot onveilige situaties. De vader heeft sinds april 2023 een eigen woning, maar er is weinig zicht op zijn opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over [minderjarige] nog steeds aanwezig zijn en dat het woonperspectief momenteel bij de vader ligt. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 13 februari 2024, met de nadruk op het verkrijgen van inzicht in de opvoedvaardigheden van de vader.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is op schrift gesteld op 24 augustus 2023. Hoger beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de beschikking.