ECLI:NL:RBDHA:2023:12532
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en verbod op refoulement in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A.P.E.M. Pover, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 2 mei 2023, weigerde de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, met als argument dat Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser had eerder in Denemarken een verzoek om internationale bescherming ingediend en Nederland had een terugnameverzoek aan Denemarken gedaan, dat door Denemarken was aanvaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet ter zitting is verschenen en dat de Staatssecretaris toestemming heeft gegeven om het beroep buiten zitting af te doen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat zijn overdracht aan Denemarken in strijd zou zijn met het verbod op indirect refoulement, beoordeeld. De eiser voerde aan dat hij in Denemarken niet goed was behandeld en dat hij risico liep op uitzetting naar Syrië. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij overdracht aan Denemarken een reëel risico op indirect refoulement liep.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de behandeling van de aanvraag niet aan Nederland moest worden overgedragen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.