Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam 1], verzoekster v-nummer: [naam 2], verzoekerv-nummer: [nummer] te noemen: verzoekers
Tima Beksultanov
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, Tima Beksultanov en zijn minderjarige kind, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R. Bom. De verzoekers hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvragen zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen.
Verzoekers hebben tegen de besluiten van de staatssecretaris beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd vermeld dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in andere zaken van verzoekers, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.