ECLI:NL:RBDHA:2023:12469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.16990
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag op basis van internationale bescherming in Duitsland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 18 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser, ingediend op 4 mei 2023, niet-ontvankelijk verklaard op grond van het feit dat eiser sinds 21 juni 2017 internationale bescherming geniet in Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen hiermee instemden.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen de niet-ontvankelijkheid beoordeeld. Eiser betoogde dat de staatssecretaris onterecht aannam dat hij nog steeds internationale bescherming in Duitsland geniet en dat er meer onderzoek gedaan had moeten worden naar zijn situatie. Eiser stelde dat hij geen bevestiging kon krijgen van zijn status in Duitsland en dat de staatssecretaris in gesprek had moeten gaan met de Duitse autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris zich terecht baseerde op de Eurodac-informatie, die bevestigde dat eiser nog steeds internationale bescherming geniet.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de aanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser niet heeft aangetoond dat zijn beschermingsstatus in Duitsland is beëindigd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. de Haan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 2 juni 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 4 mei 2023 niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser sinds 21 juni 2017 internationale bescherming geniet in Duitsland. [1]
1.1
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt
en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser nog internationale bescherming geniet in Duitsland. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Toetsingskader
4. Een aanvraag om een asielvergunning kan in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling internationale bescherming geniet in een andere lidstaat van de Europese Unie. [3]
Geniet eiser internationale bescherming in Duitsland?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris er onterecht vanuit gaat dat hij nog internationale bescherming geniet in Duitsland. Hij stelt dat de staatssecretaris niet enkel uit had mogen gaan van de resultaten die volgen uit Eurodac, maar meer onderzoek had moeten doen naar de concrete situatie van eiser. De staatssecretaris had volgens eiser met de Duitse autoriteiten in gesprek moeten gaan over zijn status, omdat de staatssecretaris hier meer mogelijkheden toe heeft dan eiser zelf. Het is eiser na 2021 immers niet meer gelukt om bevestiging te krijgen of hij internationale bescherming geniet in Duitsland, omdat hij bij voortduring geen documenten over zijn status heeft gekregen. Dat hij voor 2021 wel een uitkering ontving in Duitsland en zesmaal zijn woonkaart heeft kunnen verlengen, toont volgens hem aan dat hij wist welke wegen hij hiervoor moest bewandelen en dat het probleem hier bij de Duitse autoriteiten ligt.
5.1
Dit betoog slaagt niet. Volgens vaste jurisprudentie mag de staatssecretaris in beginsel afgaan op de informatie van een andere lidstaat, zoals het Eurodac-resultaat. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het onderzoek in het Eurodac-systeem beperkt is. Daarnaast dient uit de informatie duidelijk te worden wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. [4] De staatssecretaris heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet en dat er geen concrete aanwijzingen of aanknopingspunten zijn gegeven om aan te nemen dat de registratie in Eurodac onjuist is. Uit Eurodac blijkt namelijk dat eiser sinds 21 juni 2017 internationale bescherming geniet in Duitsland. De staatssecretaris wijst op het beperkte tijdsverloop tussen het onderzoek in het Eurodac-systeem op 4 mei 2023 en de beschikking van 2 juni 2023. Daarbij geldt dat de beschermingsstatus pas eindigt op het moment dat deze door de bevoegde autoriteit schriftelijk wordt ingetrokken of beëindigd. [5] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval is gebeurd. Eiser heeft daarnaast ook niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij zich bij de Duitse autoriteiten heeft beklaagd over het niet kunnen verkrijgen van de juiste verblijfsdocumenten of dat dit voor hem niet mogelijk is. De staatssecretaris is er daarom terecht vanuit gegaan dat eiser nog steeds internationale bescherming in Duitsland geniet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
3.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 1 september 2016, ECLI:NL:2016:2441, r.o. 5, ABRvS 12 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3127, r.o. 3.3, ABRvS 12 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:3128, r.o. 3.3.
5.Dit volgt uit artikel 45, derde lid, van de Procedurerichtlijn.