ECLI:NL:RBDHA:2023:12466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
09/065427.22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor gewelddadige gijzeling en drugshandel in georganiseerd verband

Op 26 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder gijzeling, drugshandel en voorbereidingshandelingen voor deze misdrijven. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren. De zaak kwam voort uit een strafrechtelijk onderzoek naar internationale drugshandel, waarbij de verdachte betrokken was bij de invoer van ongeveer 60 kilo cocaïne naar Nederland en het plegen van voorbereidingshandelingen voor gijzelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, een gewelddadige gijzeling heeft gepleegd waarbij vuurwapens zijn gebruikt. De verdachte heeft ook plannen gemaakt voor een andere ontvoering en was betrokken bij de georganiseerde handel in cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de criminele organisatie en de impact van de gijzeling op het slachtoffer. De rechtbank heeft de gevangenisstraf lager vastgesteld dan geëist door de officier van justitie, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/065427-22
Datum uitspraak: 26 juni 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Dordrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22 augustus 2022, 10 november 2022, 23 januari 2023, 17 april 2023 (alle pro forma) en 12 juni 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 april 2023 - ten laste gelegd dat:
1
(voltooide gijzeling)
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2020 tot en met 1 april 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, en/of te Duitsland (Hamburg), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk twee, althans een of meer onbekend gebleven personen wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- een of meer vuurwapens en/of een bestelauto en/of een of meer woningen en/of panden in (de omgeving van) Hamburg te verwerven en/of in te voeren en/of door te voeren en/of uit te voeren en/of
-
die onbekend gebleven personen (onder dwang en/of bedreiging) mee te nemen en/of te vervoeren/mee te voeren in voornoemde bestelauto en/of
- die onbekend gebleven personen te dwingen om een woning in (de omgeving van) Hamburg binnen te gaan en/of
- die onbekend gebleven personen gedurende langere tijd in die woning in (de omgeving van) Hamburg vast te houden en/of met tape (aan handen en/of voeten en/of het hoofd) vast te binden en/of af te plakken en/of
- die onbekend gebleven personen vastgebonden op de vloer van die woning te leggen en/of te laten liggen, met het oogmerk een ander, te weten een of meer andere onbekend gebleven personen, (waaronder iemand die wordt geduid als ‘ [bijnaam 1] ’), te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten de afgifte van een hoeveelheid cocaïne en/of een geldbedrag;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving)
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2020 tot en met 1 april 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, en/of te Duitsland (Hamburg), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk twee, althans een of meer onbekend gebleven personen wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- een of meer vuurwapens en/of een bestelauto en/of een of meer woningen en/of panden in (de omgeving van) Hamburg te verwerven en/of in te voeren en/of door te voeren en/of uit te voeren en/of
- die onbekend gebleven personen (onder dwang en/of bedreiging) mee te nemen en/of te vervoeren/mee te voeren in voornoemde bestelauto en/of
- die onbekend gebleven personen te dwingen om een woning in (de omgeving van) Hamburg binnen te gaan en/of
- die onbekend gebleven personen gedurende langere tijd in die woning in (de omgeving van) Hamburg vast te houden en/of met tape (aan handen en/of voeten en/of het hoofd) vast te binden en/of af te plakken en/of
- die onbekend gebleven personen vastgebonden op de vloer van die woning te leggen en/of te laten liggen;
2
(voorbereiding gijzeling/wederrechtelijke vrijheidsberoving)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 april 2020 tot en met 6 mei 2020 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, en/of te Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten (medeplegen van) gijzeling als bedoeld in artikel 282a Wetboek van Strafrecht en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk heeft verworven en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad
- voorwerpen, te weten een of meer (hand)vuurwapens en/of
- ruimte(n), te weten een of meer woningen en/of panden in (de omgeving van) Hamburg en/of
- vervoermiddelen, te weten een of meer auto’s, bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven;
3
(partij cocaïne 31 maart 2020)
hij in de periode van 31 maart 2020 tot en met 4 april 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, en/of te Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 59,7 kilogram cocaïne, althans 8 kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
(voorbereiding vervoer/invoer/uitvoer cocaïne)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2020 tot en met 28 september 2020 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen, (telkens) zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), met meerdere personen:
- inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid en/of kwaliteit van cocaïne (onder meer met [SkyECC-account 6] en/of in groepschat [groepschat 1] ) , en/of
- inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid en/of het gebruik van transportlijnen en/of smokkelmethodes (onder meer met [SkyECC-account 7] en/of in [groepschat 3] ).

3.Inleiding

De zaak tegen de verdachte is onderdeel van een strafrechtelijk onderzoek, genaamd [onderzoeksnaam] .
Uit relevante SkyECC-berichten uit het onderzoek [onderzoeksnaam] , die aan het onderzoek [onderzoeksnaam] ter beschikking werden gesteld, is het vermoeden ontstaan dat de verdachte zich schuldig zou maken aan internationale drugshandel in georganiseerd verband. De verdachte zou deel uitmaken van de organisatie van [naam leider] . [naam leider] is volgens de politie vermoedelijk de leider die de organisatie vanuit het buitenland aanstuurt via diverse versleutelde communicatiediensten. Uit de SkyECC-berichten is het vermoeden ontstaan dat bij een cocaïnetransport via de haven van Hamburg de groep van [naam leider] is bestolen door een groep uithalers. [naam leider] zou de verdachte de opdracht hebben gegeven om de uithalers op te sporen en de gestolen partij terug te halen. Het vermoeden is dat de verdachte toen, in opdracht van [naam leider] , twee mannen heeft laten ontvoeren in Hamburg. Uit de SkyECC-berichten is voorts het vermoeden ontstaan dat de verdachte een ontvoering van een andere persoon met een Albanese afkomst aan het voorbereiden was. Ook is op basis van de SkyECC-berichten het vermoeden ontstaan dat de verdachte 59,7 kilo cocaïne Nederland heeft ingevoerd en dat hij in diverse SkyECC-chatgroepen informatie heeft uitgewisseld met betrekking tot de (internationale) handen in cocaïne.
De verdachte wordt verweten dat hij zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan gijzeling, dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee personen (feit 1 primair en subsidiair), aan het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot gijzeling, dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2), aan de invoer van 59,7 kilo cocaïne (feit 3) en aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de (internationale) handel in cocaïne (feit 4).

4.De geldigheid van de dagvaarding

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 4 nietig is, nu de tenlastelegging onvoldoende duidelijk is.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen, nu de tenlastelegging ten aanzien van feit 4 naar haar mening voldoende duidelijk is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De tenlastelegging ten aanzien van feit 4 behelst naar het oordeel van de rechtbank, bezien in het licht van de inhoud van het dossier, een voldoende duidelijke opgave van de feiten, nu de tekst van de tenlastelegging voldoende duidelijk, begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig is. Het moet de verdachte in redelijkheid duidelijk zijn tegen welke beschuldiging hij zich dient te verdedigen. De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voldoet en verwerpt daarom het nietigheidsverweer van de raadsman.
De dagvaarding is daarom, ook ter zake van feit 4, geldig.

5.De bewijsbeslissing

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de [SkyECC-account 1] en [SkyECC-account 2] . Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het bewijs tegen de verdachte afkomstig is uit één bron, te weten de SkyECC-berichten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de ontvoering naar alle waarschijnlijkheid in scene is gezet en dat de verdachte daarom moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Mocht de rechtbank het Duitse vonnis inzake [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) tot het bewijs bezigen, heeft de raadsman het voorwaardelijke verzoek gedaan om [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 1] als getuigen te horen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman verwezen naar hetgeen hij ten aanzien van feit 1 heeft aangevoerd en opgemerkt dat er mogelijk sprake is van grootspraak.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. De rol van [SkyECC-account 1] kan naar zijn mening slechts gekwalificeerd worden als een medeplichtige.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat uit de chatgesprekken onvoldoende afgeleid kan worden dat er wordt gesproken over cocaïne.
5.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
5.4
Bewijsoverwegingen
5.4.1
Is de verdachte de gebruiker geweest van de [SkyECC-account 1] en [SkyECC-account 2] ?
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van de [SkyECC-account 1] (van 9 januari 2020 tot en met 1 juli 2020) en [SkyECC-account 2] (van 1 juli 2020 tot en met 6 maart 2021). De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de processen-verbaal waarin de politie de identificatie van de gebruiker van deze accounts heeft gerelateerd. De gebruiker van deze accounts heeft in de SkyECC-berichten meerdere malen feiten en omstandigheden genoemd en foto’s verstuurd die te herleiden zijn tot de verdachte. De rechtbank wijst in dit verband met name op het volgende.
[SkyECC-account 1] heeft verschillende foto’s gestuurd die zijn te herleiden tot de woning van de verdachte aan het [adres 2] te Den Haag. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de politie dat de foto’s die door [SkyECC-account 1] zijn verstuurd, zijn genomen bij of in de directe omgeving van de woning van de verdachte. De verbalisanten hebben aan de hand van satellietbeelden gedetailleerd omschreven hoe zij tot hun conclusies zijn gekomen. Ook hebben zij specifieke kenmerken omschreven die enkel zijn te herleiden tot de woning van de verdachte.
Voorts hebben de IMEI-nummers waarvan [SkyECC-account 1] en [SkyECC-account 2] gebruik maakten, in de nachtelijke uren veelvuldig gebruik gemaakt van een basisstation met het [adres 2] te Den Haag binnen het zendbereik.
Dat de verdachte de gebruiker was van voornoemde SkyECC-accounts vindt verder steun in de navolgende feiten en omstandigheden. In diverse SkyyECC-berichten wordt door [SkyECC-account 1] en [SkyECC-account 2] in de Turkse taal gecommuniceerd. De verdachte is geboren in Turkije. Voorts blijkt uit de SkyECC-berichten dat [SkyECC-account 1] en [SkyECC-account 2] een vrouw en kinderen heeft. De verdachte heeft een vrouw en kinderen. In verschillende chatgesprekken met [SkyECC-account 1] wordt er gesproken over een “Polo”, een “Opel” en een “Golf”. De verdachte heeft een Volkswagen Polo, een Opel Corsa en een Volkswagen Golf op zijn naam gehad. Uit de SkyECC-berichten blijkt ook een link tussen [SkyECC-account 1] en [woonplaats] , de vroegere verblijfplaats van de verdachte.
De rechtbank gaat er ook vanuit dat het [SkyECC-account 2] het [SkyECC-account 1] heeft opgevolgd. [SkyECC-account 1] heeft zijn laatste bericht verzonden op 1 juli 2020, terwijl [SkyECC-account 2] zijn eerste bericht heeft verzonden op 1 juli 2020. [SkyECC-account 1] en [SkyECC-account 2] hadden bovendien deels dezelfde tegencontacten en zaten deels in dezelfde groepchats. In verschillende SkyECC-berichten werd [SkyECC-account 2] aangesproken met de nickname van [SkyECC-account 1] .
Op grond van het vorenstaande – in onderlinge samenhang bezien – staat voor de rechtbank vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van de [SkyECC-account 1] en [SkyECC-account 2] .
5.4.2
Welke strafrechtelijk verweten gedragingen blijken uit de chats?
Ten aanzien van feit 1
Op grond van de SkyECC-berichten die in de bijlage als bewijsmiddelen bij dit vonnis zijn gehecht, leidt de rechtbank het navolgende af.
Er was eind maart 2020 sprake van een conflict tussen de groep waartoe de verdachte behoorde en een groep uithalers. Bij een transport van 381 kilo cocaïne naar de haven van Hamburg hebben de uithalers, in plaats van de afgesproken 20% van de lading, 30% als beloning voor hun werkzaamheden meegenomen. De groep waartoe de verdachte behoorde was het daar niet mee eens en de verdachte is vervolgens naar Hamburg gegaan om het conflict op te lossen door met de uithalers te gaan praten, echter zonder resultaat.
De personen die verantwoordelijk waren voor het uithalen, hadden de (bij)namen ‘ [bijnaam 1] ’, ‘ [bijnaam 2] ’ of ‘ [bijnaam 3] en ‘ [bijnaam 4] ’. Na onderzoek bleken hun echte namen respectievelijk [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ), [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) te zijn.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn op 15 december 2020 aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij het binnenhalen van een container met 381 kilo cocaïne onder een deklading van bananen op 28 maart 2020. [medeverdachte 1] is in Duitsland reeds veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren voor betrokkenheid bij onder andere dit drugstransport. In het Duitse vonnis staat geschreven dat van het transport van 381 kilo 76 kilo door de uithalers apart werd genomen. Van die 76 kilo zou acht kilo weer aan een derde zijn aangeboden.
Op 30 maart 2020 escaleerde de situatie en heeft de verdachte gevraagd om wapens te regelen in Hamburg. In een groepschat werd besproken dat “ze gaan trekke de man en komen terug tot ze die handel poepen” en “die gaat mee tot die handel tevoorschijn komt”. De verdachte heeft toegezegd dat hij terug ging om alles te fixen en gezegd dat hij auto’s en wapens nodig heeft. Mensen moesten stand-by staan, terwijl de verdachte zijn voorbereidingen ging doen.
Op 31 maart 2020 vroeg de verdachte om wapens te regelen. Daarop gaf de gebruiker van het [SkyECC-account 3] een overzicht van de wapens die hij had geregeld: “1 x hs 15 shots; 1 x browning high power 12 schots 1 x die sig sauer 10 shots”.
Een dag later stuurde [SkyECC-account 3] ook foto’s waarop vuurwapens te zien waren. In een andere groepschat legde de verdachte aan andere mensen uit wat de bedoeling was: “Mijn vriend is bij die adres, die ontvangt jullie”, “er is een transporterbusje duitse bus plus duitse auto klaar daar”, “4 wapens”, “en nog ene reservehuis voor als je moet vluchten onderduiken wat dan ook”.
Uit de inhoud van de SkyECC-berichten kan afgeleid worden dat het plan was om zogenaamd (een deel van) de blokken cocaïne die te veel waren uitgehaald terug te kopen, en de verkopers daarbij te gijzelen om zodoende de opdrachtgevers te lokken.
Om 20.28 uur stuurde de gebruiker van het [SkyECC-account 4] in een groepschat een foto met daarop een man van wie de ogen, de oren en de mond waren afgeplakt met duct tape en een foto van acht in plastic verpakte blokken. In een andere groepschat stuurde de gebruiker van het [SkyECC-account 5] ook foto’s van twee mannen die gekneveld op de grond lagen. Een van de twee mannen, [naam] genoemd, bleek een dubbelspel te spelen en heeft doen laten blijken alsof hij ook overvallen werd. Er werd besproken dat de rest van de weggenomen blokken ook terug moesten komen en dat er anders geld moest komen.
Op 1 april 2020 heeft vervolgens in een café een onderhandeling met [bijnaam 1] ( [medeverdachte 3] ) plaatsgevonden. De groep waartoe de verdachte behoorde, wilde dat [bijnaam 1] alles ging teruggeven. Toen bleek dat [bijnaam 1] niet degene was die de blokken cocaïne had meegenomen, en na bemiddeling door een andere tussenpersoon, werd de tweede man vrijgelaten. Door de verdachte werd gezegd: “laat die man gaan beter”.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat de tweede man, zoals door de verdediging is gesteld, ook een dubbelspel speelde en dat ook zijn gijzeling in scene is gezet. Uit de SkyECC-berichten blijkt geenszins van enige vrijwillige medewerking door deze persoon bij de gijzeling.
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte in de periode van 29 maart 2020 tot en met 1 april 2020 intensief contact heeft gehad met een aantal mensenover de ontvoering van, in ieder geval, één persoon. De verdachte heeft in samenspraak met anderen daarvoor vuurwapens, een bestelauto, woningen/panden in de omgeving van Hamburg geregeld. Deze persoon werd gedurende een lange tijd in een woning vastgehouden, terwijl hij aan zijn handen en voeten was vastgebonden. Voorts waren zijn ogen geblindeerd. De bedoeling van deze ontvoering was om andere personen, onder wie [bijnaam 1] , te dwingen cocaïne en/of geld af te geven naar aanleiding van een conflict bij een drugstransport.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te horen als getuigen wordt afgewezen. De rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd en is van oordeel dat het niet noodzakelijk is om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te horen als getuigen.
Ten aanzien van feit 2
Uit de SkyECC-berichten blijkt voorts dat er ook plannen werden gemaakt om de Albanees, vermoedelijk [medeverdachte 4] , die bij het uithalen betrokken was te gijzelen. Uit de berichten in de [groepschat 1] in de periode van 16 april 2020 tot en met 6 mei 2020 blijkt dat [SkyECC-account 3] , na het hele verhaal te hebben gelezen, een gijzeling of een aanslag voorstelde. Hierop antwoordde de verdachte dat een gijzeling genoeg is. De verdachte heeft vervolgens ook het adres en een foto van een huis doorgestuurd. In een andere groepschat werd besproken wat er allemaal nodig was. De verdachte heeft gezegd dat hij aan het kijken is voor huizen (“1 om te slapen en 1 om die gast vast te houden”) en auto’s met Duitse kentekens. Hij heeft ook het huis van de Albanees laten observeren. Later heeft de verdachte op 1 mei 2020 gezegd: “Heb 4 handwapens AK moet ik kijken”. Op 6 mei 2020 heeft de verdachte gezegd: “Ik heb nu huis met 2 kamers en morgen als goed is depo”, en ”gaan morgen ook bus huren, en auto is er ook”, en ”2 handwapens, ik heb ook een AK daar gestuurd”, en ”ik regel wel handwapens”.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de verdachte samen met anderen in de periode van 16 april 2020 tot en met 6 mei 2020 bezig is geweest met de voorbereiding van een wederrechtelijke vrijheidsberoving van een Albanees. De verdachte heeft daartoe vuurwapens, woningen en/of panden en auto’s geregeld. Het onder 2 ten laste gelegde kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden. Dat er sprake was van grootspraak blijkt niet uit de SkyECC-berichten. Er wordt tot in de details besproken hoe deze ontvoering uitgevoerd dient te worden.
Ten aanzien van feit 3
Uit de SkyECC-berichten blijkt dat de verdachte in de periode van 31 maart 2020 tot en met 4 april 2020 in de [groepschat 2] met een aantal mensen intensief contact heeft gehad over de invoer van 59,7 kilo cocaïne naar Nederland. De verdachte was degene die heeft gezegd “59,7 moet naar Nederland”. Voorts heeft hij het adres genoemd waar de cocaïne naartoe moest, te weten “Den Haag Kranestraat”. In de groepschat werd ook gedetailleerd besproken hoe het transport naar Nederland plaats moest vinden. Hierbij was de verdachte nauw betrokken. Ook na aankomst van de drugs in Nederland was er nauw en intensief contact tussen de verdachte en andere personen in de groepschat.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van 59,7 kilo cocaïne naar Nederland en dat er hierbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen. Het verweer dat de verdachte slechts als medeplichtige kan worden aangemerkt, wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van feit 4
De verdachte heeft in de periode van 21 januari 2020 tot en met 28 september 2020 met SkyECC in verschillende groepschats, onder meer in de groepchats [groepschat 1] en [groepschat 3] , contact gehad met verschillende personen, onder wie de gebruikers van de [SkyECC-account 6] en [SkyECC-account 7] . In deze chats werd informatie uitgewisseld over de prijs, de kwaliteit, de beschikbaarheid, het bewerken en het transporteren van cocaïne. Ook wordt er gesproken over internationale transportlijnen en smokkelmethodes. Dat het hier om cocaïne gaat blijkt uit het feit dat er wordt gesproken van “colo”, “snuif”, “base” en “blokken”. Voorts worden verschillende foto’s gedeeld waarop witte blokken, een witte substantie of wit poeder te zien zijn.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbedreigingshandelingen ten aanzien van de (internationale) handel in cocaïne.
5.4.3
Eindconclusie
De rechtbank acht de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
5.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 29 maart 2020 tot en met 1 april 2020 in Nederland en/of te Duitsland (Hamburg), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een
persoonwederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- vuurwapens en een bestelauto en woningen en/of panden in de omgeving van Hamburg te verwerven en/of in te voeren en/of uit te voeren en
- die onbekend gebleven
persoongedurende langere tijd in
eenwoning in de omgeving van Hamburg vast te houden en met tape aan handen en voeten en het hoofd vast te binden en/of af te plakken en
- die onbekend gebleven
persoonvastgebonden op de vloer van die woning te leggen en te laten liggen, met het oogmerk andere personen,
onder wieiemand die wordt geduid als ‘ [bijnaam 1] ’, te dwingen iets te doen, te weten de afgifte van een hoeveelheid cocaïne en/of een geldbedrag;
2
hij in de periode van 16 april 2020 tot en met 6 mei 2020 in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk heeft verworven en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad
- (hand)vuurwapens en/of
- woningen en/of panden in (de omgeving van) Hamburg en/of
- een of meer auto’s, bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf;
3
hij in de periode van 31 maart 2020 tot en met 4 april 2020 in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 59,7 kilogram cocaïne, , zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
4
hij op tijdstippen in de periode van 21 januari 2020 tot en met 28 september 2020 in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen, (telkens) zich en/of (een) ander(en) inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of zijn mededaders, met meerdere personen:
- inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid en/of kwaliteit van cocaïne, onder meer met Sky-gebruiker [SkyECC-account 6] en/of in groepschat [groepschat 1] , en
- inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid en/of het gebruik van transportlijnen en/of smokkelmethodes, onder meer met Sky-gebruiker [SkyECC-account 7] en/of in [groepschat 3] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte, gelet op het tijdsverloop, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, een fors lagere gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Om een geschil over uithalen van een grote partij cocaïne te beslechten, heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige gijzeling waarbij (automatische) vuurwapens werden gebruikt. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer in een weerloze positie gebracht door hem gedurende een lange periode vast te binden en vast te houden in een woning. Zodoende is een grove inbreuk gemaakt op zijn bewegingsvrijheid en hem vrees aangejaagd, waarbij het duidelijk is dat het slachtoffer gedurende zijn verblijf in de woning doodsangsten heeft moeten uitstaan. Het kan niet anders dan dat de gijzeling een grote impact op (het leven van) het slachtoffer heeft (gehad), waarbij de omstandigheden waaronder de gijzeling heeft plaatsgevonden – het bijna volledig dichttapen van het hoofd met ducttape, de voet van de gijzelnemer op het hoofd –door het slachtoffer als zeer vernederend moeten zijn ervaren. De verdachte is blijkbaar uit winstbejag of uit een ander crimineel (organisatie) belang bereid en in staat geweest om op gewelddadige wijze zijn doelen te verwezenlijken.
Ook heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot een andere ontvoering, waarbij ook weer (automatische) wapens in het spel waren.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer van ongeveer 60 kilo cocaïne naar Nederland. Het gaat dus om een grote partij verdovende middelen met een straatwaarde die meer dan anderhalf miljoen euro beloopt. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de (internationale) handel in cocaïne, op grote schaal.
Dit alles gebeurde in het kader van een georganiseerd crimineel samenwerkingsverband. De georganiseerde en grootschalige handel in cocaïne heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaat zeer grote sommen geld in om, waardoor de financiële belangen van daders vaak groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt (extreem) geweld niet geschuwd. Vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot deze drugshandel. Dat (extreem) geweld heeft in deze zaak zich ook verwezenlijkt in een gewelddadige gijzeling.
Van de georganiseerde drugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, zoals het omkopen van douanebeambten of haven- of transportmedewerkers. Boven- en onderwereld raken zodoende steeds meer met elkaar vermengd. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat.
Verder geldt dat een aanzienlijk deel van vermogensdelicten zoals winkeldiefstallen en woninginbraken terug is te leiden tot de behoefte aan drugs bij armlastige gebruikers.
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend dat voor de georganiseerde handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. In de eerste plaats dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de verdachte (in)direct aan heeft bijgedragen. In de tweede plaats heeft het opleggen van zware straffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de belangrijke en coördinerende rol van de verdachte bij de bewezenverklaarde feiten en op zijn professionele werkwijze daarbij. Het gemak en de snelheid waarmee de verdachte aan wapens, andere middelen en mankracht kon komen en in een tijdsbestek van enkele dagen een gijzeling buiten de landsgrenzen heeft weten uit te voeren, geeft er blijk van dat de verdachte diep in het criminele circuit zit. Ook de hoeveelheid drugs waar het onderliggende conflict om ging – de invoer van 380 kilo cocaïne – zegt iets over het crimineel gewicht van de verdachte.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank verder gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Volgens voornoemde oriëntatiepunten geldt voor de in- of uitvoer van harddrugs van een hoeveelheid van meer dan 20 kilo als uitgangspunt voor de op te leggen straf een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden. Als sprake is van in- of uitvoer in georganiseerd verband is het uitgangspunt een gevangenisstraf van meer dan 72 maanden.
Alles overwegende, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren opleggen. Die straf is lager dan door de officier justitie geëist, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezinssituatie, en zijn blanco strafblad zijn door de rechtbank bij de strafoplegging betrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 46, 47, 57, 282 en 282a van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair
medeplegen van gijzeling
ten aanzien van feit 2
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
ten aanzien van feit 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 4
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, zich en een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
9 (NEGEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. P.G. Salvadori, rechter,
mr. N.M. van Eck, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juni 2023.