In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een coffeeshop, die een last onder bestuursdwang had gekregen van de burgemeester van Den Haag. De burgemeester had de coffeeshop gesloten voor de duur van drie maanden na een ernstig geweldsincident, waarbij een ontploffing plaatsvond bij de voordeur van de zaak. De sluiting ging in op 19 juni 2023 en zou oorspronkelijk eindigen op 5 augustus 2023. De verzoekster, die de coffeeshop exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 13 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter de standpunten van beide partijen gehoord. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van de openbare orde, terwijl de verzoekster betwistte dat er een ernstige vrees voor herhaling van incidenten bestond. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester de sluiting had opgelegd op basis van een incident dat de openbare orde verstoorde, maar dat er geen eerdere problemen met de politie waren geweest bij de coffeeshop.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de belangen van de verzoekster zwaarder wegen dan die van de burgemeester, vooral gezien de positieve houding van de burgemeester ten aanzien van de voorgestelde beveiligingsmaatregelen door de verzoekster. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, de sluiting beperkt tot de periode van 19 juni 2023 tot 21 juli 2023, en bepaald dat de verzoekster in de periode daarna beveiliging moet inzetten. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekster.