ECLI:NL:RBDHA:2023:12396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.15074
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een asielaanvraag in het kader van de Dublin-overeenkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 22 mei 2023 besloten de asielaanvraag van eiser, ingediend op 28 december 2022, niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvraag. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank heeft onderzocht of het beroep van eiser ontvankelijk is. De staatssecretaris meldde op 26 mei 2023 dat eiser op 24 mei 2023 door het COA was geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken (MOB-melding). De gemachtigde van eiser heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een reactie op deze melding. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft, aangezien hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland.

Op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wordt gesteld dat als een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact met zijn gemachtigde, hij geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 22 mei 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 28 december 2022 niet in behandeling heeft genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet
nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het beroep ontvankelijk is.
Heeft eiser nog procesbelang?
3. De staatssecretaris heeft in het bericht van 26 mei 2023 aan de rechtbank laten weten dat eiser op 24 mei 2023 door het COa is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken (MOB-melding). De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op 31 mei 2023 verzocht om een reactie op het bericht van de staatssecretaris. De gemachtigde van eiser heeft hier niet op gereageerd.
3.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De vreemdeling heeft in dat geval geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde heeft en dus nog steeds prijs stelt op de door hem verzochte bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft en dat de gemachtigde nog contact heeft met de vreemdeling over de voortgang van de procedure en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt. [2]
3.2.
Gelet op deze rechtspraak en het feit dat een reactie van de gemachtigde van eiser op de MOB-melding is uitgebleven, neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:579.