Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.E. Muller, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 10 juli 2023 was genomen, stelde dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag en heeft deze niet in behandeling genomen.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 juli 2023 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, J.A. Matti. De verweerder was vertegenwoordigd door mr. C.J. Ohrtmann. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er een andere zaak, NL23.20052, aanhangig was die betrekking had op hetzelfde onderwerp. De voorzieningenrechter heeft in die zaak op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening kwam te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft de verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker. Deze kosten zijn vastgesteld op € 837,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 augustus 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.