In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de plaatsing van eiser in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. Eiser, van Tunesische nationaliteit, had eerder beroep ingesteld tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van 21 juli 2023, waarbij eiser opnieuw in de HTL werd geplaatst en een vrijheidsbeperkende maatregel werd opgelegd, onvoldoende zorgvuldig waren voorbereid. De rechtbank had eerder op 20 juli 2023 een vergelijkbaar besluit vernietigd, omdat het COA niet had vergewist of er medische belemmeringen waren voor de plaatsing van eiser, die vermoedelijk zichzelf had verwond. De rechtbank oordeelde dat verweerder 1 niet aan zijn vergewisplicht had voldaan door niet expliciet te verifiëren of het GZA, dat medisch advies gaf, op de hoogte was van de omstandigheden van het incident. Hierdoor was het plaatsingsbesluit onzorgvuldig. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel gegrond, vernietigde beide besluiten en kende eiser een schadevergoeding toe van € 725,- voor de onterecht ondergane vrijheidsbeperking. Tevens werden de proceskosten van eiser vergoed.