ECLI:NL:RBDHA:2023:12378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/639191 / HA ZA 22-1011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad? Weigering Rijksrecherche om aangiften tegen politiemedewerkers over te nemen

In deze zaak heeft eiser, die zich benadeeld voelt door de politie, de Staat der Nederlanden aangeklaagd omdat de Rijksrecherche weigerde de behandeling van zijn aangiften over te nemen van de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de politie. Eiser stelt dat hij onrechtmatig wordt behandeld, omdat hij slechts bij zijn toegewezen contactpersoon aangifte kan doen, wat volgens hem het risico op machtsmisbruik vergroot. De rechtbank oordeelt dat de onafhankelijkheid van de behandeling van de aangiften voldoende gewaarborgd is, aangezien VIK de aangiften opneemt en deze vervolgens door een officier van justitie worden beoordeeld. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af, maar benadrukt dat de uitkomst van de beoordeling schriftelijk aan eiser moet worden meegedeeld, wat in het verleden niet altijd is gebeurd. Dit heeft geleid tot onduidelijkheid en spanning tussen partijen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/639191 / HA ZA 22-1011
Vonnis van 2 augustus 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser], te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: eiser,
advocaat: mr. H.G.J. Ligtenberg te Utrecht,
(voorheen: mr. S.G. Blasweiler te Ede),
tegen
STAAT DER NEDERLANDEN (DE RIJKSRECHERCHE), te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.

1.Waar gaat deze zaak over?

Eiser vindt dat de Staat onrechtmatig handelt omdat de rijksrecherche weigert de behandeling van zijn aangiften tegen onder meer zijn (voormalige) contactpersonen bij de Politie over te nemen van de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van de Politie (VIK). De politie heeft eiser al beperkt in zijn mogelijkheden tot het doen van aangifte: hij mag alleen bij de hem toegewezen contactpersoon aangifte doen en nergens anders in Nederland. Daardoor is het risico op machtsmisbruik groter en is VIK volgens eiser niet voldoende onpartijdig. Eiser wil dat de rechtbank de rijksrecherche beveelt om de behandeling van zijn aangiften over te nemen.
In dit vonnis oordeelt de rechtbank dat een onafhankelijke behandeling van de aangiften van eiser voldoende is gewaarborgd als VIK zijn aangiften opneemt en op basis daarvan een eerste onderzoek doet. VIK stuurt de aangiften en haar rapport immers naar een officier van justitie en die beoordeelt de zaak, niet VIK. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser daarom af. Wel benadrukt de rechtbank dat de uitkomst van de beoordeling van de aangiften schriftelijk aan eiser moet worden meegedeeld. Dit is in de afgelopen periode niet steeds gebeurd, wat de verhoudingen – mede gelet op het beladen verleden tussen partijen – wederom op scherp heeft gezet. De rechtbank zal de proceskosten daarom compenseren, wat betekent dat elk van partijen de eigen kosten voor deze procedure moet dragen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 november 2022 met producties 1-17,
- de conclusie van antwoord van 1 februari 2023 met productie 1,
- het tussenvonnis van 3 mei 2023 waarin een mondelinge behandeling is bevolen, en
- het bericht van 15 juni 2023 met productie(s) van eiser.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juli 2023. Partijen zijn verschenen, vergezeld door hun advocaten. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken; deze aantekeningen zitten in het griffiedossier.
2.3.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

3.1.
Voor de beoordeling van de vorderingen die eiser heeft geformuleerd, zijn de volgende gebeurtenissen relevant.
3.2.
In zijn brief van 19 mei 2016 heeft de klachtencoördinator van de Politie Midden-Nederland in reactie op een klachtbrief van eiser onder meer het volgende geschreven:
“Uit uw brief maak ik op dat uw bezwaar vooral verband houdt met het feit dat u aangifte wilt doen en dat dit bij herhaling niet lukt door toedoen van de politiemedewerkers met wie u hierover contact heeft gehad. Zo klaagt u erover dat u wordt afgehouden, niet correct te woord wordt gestaan en dat u wordt tegengewerkt.
Uit onderzoek blijkt dat deze door u beschreven omstandigheden de afgelopen jaren vaker door u aan de orde zijn gesteld. Daarover zijn contacten met u geweest. Zie onder andere mijn brief van 5 januari 2015 in reactie op uw brief d.d. 26 november 2014. Daarin heb ik uitleg gegeven hoe u aangifte kunt doen. U heeft daarvan ook toen geen gebruik gemaakt.
Er is meer dan eens aan u, zowel door de politie als het Openbaar Ministerie, aangeboden om uw aangifte in ontvangst te nemen / op te nemen.
Contacten met u over het opnemen van aangifte lopen door uw houding en gedrag bij herhaling vast zodra het komt op het punt van daadwerkelijk opnemen dan wel aannemen van uw aangifte. U stelt herhaaldelijk nadere eisen, wensen en of voorwaarden, waardoor dit niet tot uitvoering komt.
Ik heb besloten klachten en brieven die dit onderwerp betreffen niet meer in behandeling te nemen. Het klachtproces is namelijk gericht op het herstellen van vertrouwen en na gaan of er leerpunten voor de politie zijn vast te stellen. Deze doelstellingen blijken in uw geval niet haalbaar.
Ik verwijs u verder naar mijn hierboven genoemde brief d.d. 5 januari 2015. Ik stel u nog één keer in de gelegenheid om aangifte te doen. Uw medewerking is essentieel. De normale voorwaarden zijn daarbij ook voor u van kracht. U kunt daarvoor contact opnemen met de chef van de afdeling Intake en service van de politie in [plaats][naam contactpersoon 1]
. U kunt hem bereiken via het telefoonnummer[nummer]
.
Deze afspraak wordt bekend gemaakt bij de overige eenheden van de Nationale politie.
Indien u het niet eens bent met mijn beslissing over uw klacht, kunt u tot één jaar na dagtekening van deze brief de Nationale Ombudsman vragen een nader onderzoek in te stellen. Het adres is:[contactgegevens]
.”
3.3.
Naar aanleiding van aangiften van eiser van 3 augustus 2016 en 12 september 2016 over feiten uit 1999, berichtte de Hoofdofficier van het Arrondissementsparket Midden-Nederland in zijn brief van 23 maart 2017 aan eiser dat hij niet tot vervolging zou overgaan, omdat de feiten waren verjaard. In brief stond onder meer het volgende:
Het doen van aangifte
Door vervelende gebeurtenissen in 1999 in de wijk[X]
in[plaatsnaam]
is uw relatie met de politie kennelijk verstoord geraakt. Vanaf dat moment hebt u bij voortduring aangegeven dat u van verschillende strafbare feiten en tegen verschillende personen aangifte wilde doen. U hebt de afgelopen jaren vele procedures gevoerd, waarin u onder meer hebt aangevoerd dat u in geen enkele eenheid aangifte hebt kunnen doen van, tegen u gepleegde, strafbare feiten. Ik acht het echter aannemelijk dat u voldoende mogelijkheden hebt gehad om aangifte te doen en in een aantal gevallen is het ook tot een aangifte gekomen. De hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Den Haag heeft bij brief van 20 oktober 1999 aan uw toenmalige vertegenwoordiger[naam]
van Das rechtsbijstand, laten weten dat u aangifte kon doen bij de politie in[plaatsnaam]
. U had dus wel degelijk de mogelijkheid om aangifte te doen.
Verder heeft de klachtencommissie van de politie Hollands-Midden op 11 oktober 2010 geconcludeerd dat u zelf het opnemen van aangiftes hebt bemoeilijk en dat niet is gebleken dat de politie de mogelijkheid tot het doen van aangifte heeft bemoeilijkt en/of geblokkeerd.
Ook wij hebben ervaren dat u het doen van aangifte zelf hebt bemoeilijkt. Nadat u had laten weten dat u aangifte wilde doen, heeft[naam politiefunctionaris]
van mijn parket op 6 november 2014 een gesprek met u gevoerd. U had ter onderbouwing van uw aangifte stukken meegebracht.[naam politiefunctionaris]
heeft u meerdere keren aangeboden deze stukken in ontvangst te nemen, zodat deze konden worden beoordeeld, waarna wellicht aangifte kon worden gedaan. U hebt hierop laten weten dat u dat zinloos achtte.
De toenmalig hoofdofficier van justitie heeft u vervolgens laten weten dat het zonder de stukken niet mogelijk is om tot enig oordeel te komen en u tegemoet te komen in uw wens tot het doen van aangifte.
Het doen van aangifte in de toekomst
De politie Midden-Nederland heeft met u de afspraak gemaakt dat u in de toekomst aangifte kunt doen bij de politie in [plaats] . Aangiften die betrekking hebben op het verdere verleden zullen echter niet meer worden opgenomen. Er zullen alleen aangiften worden opgenomen die betrekking hebben op recente feiten. Dit betekent dat er geen aangiften worden opgenomen die betrekking hebben op feiten die zich voor 2017 hebben voorgedaan. Indien u in de toekomst aangifte wenst te doen, kunt u – zoals reeds bij u bekend – een afspraak maken met[contactpersoon 1]
van de politie Midden-Nederland.
Het feit dat u alleen bij de politie [plaats] aangifte kunt doen, zal landelijk worden gecommuniceerd. Ik stuur dan ook een afschrift van deze brief aan alle politie-eenheden, alsmede alle parketten.”
3.4.
Diezelfde dag – op 23 maart 2017 – heeft de Waarnemend plaatsvervangend Politiechef van de Politie Midden-Nederland bij brief onder meer het volgende aan eiser geschreven:

In aansluiting op de brief van de plaatsvervangend politiechef Midden-Nederland[naam]
d.d. 19 mei 2016, heeft[contactpersoon 1]
u meerdere malen uitgebreid gesproken en de gelegenheid geboden om aangifte(n) te doen. De opgenomen aangiften zijn naar het Openbaar Ministerie (OM) verzonden.
Hierdoor is aan uw bezwaar dat uw aangiften niet opgenomen werden, inhoud gegeven. U heeft daarbij keuzes gemaakt wat u wel en wat u niet in een aangifte liet opnemen.
U schrijft in uw brief d.d. 20 maart 2017 echter dat u wederom bezwaar maakt over de werkwijze van de politie. U wilt tevens inzage hebben in interne berichtgeving aangaande het contact met u.
(…)
Ik betreur het zeer dat u, ondanks alle inspanningen van de zijde van de politie, wederom ontevreden bent over de inzet door en de contacten met de politie.
Met deze brief geef ik u aan dat hiermee de rol van de politie stopt aangaande uw aangiften en bezwaren van de jaren hieraan voorafgaand.
Indien u over nieuwe feiten aangifte wilt doen, dan kan dat op de wijze zoals dit bij u bekend is. U kunt daartoe een afspraak maken bij de chef service van de politie in [plaats] . Ik heb begrepen dat u over zijn directe telefoonnummer beschikt.
(…)
Voor wat betreft beslissingen van de officier van justitie aangaande uw aangiften en standpunten zal aan u door het OM een besluit bekend worden gemaakt.
Deze brief zal ik tevens bekend maken bij de overige politie eenheden binnen de Nationale Politie.
Indien u het niet eens bent met mijn beslissing over uw klacht, kunt u tot één jaar na dagtekening van deze brief de Nationale Ombudsman vragen een nader onderzoek in te stellen. Het adres is:[contactgegevens]
.”
3.5.
Op 7 juli 2022 heeft eiser aangifte gedaan tegen zijn nieuwe contactpersoon bij de politie (hierna: contactpersoon 2), onder meer omdat hij meent dat deze contactpersoon het hem belet om aangifte te doen tegen zijn (eisers) huisgenoot. Ook vermoedt eiser dat contactpersoon 2 lopende aangiften frustreert, omdat eiser na zijn aangiften nooit meer iets verneemt.
3.6.
Op 13 juli 2022 heeft de toenmalige advocaat van eiser de aangifte van 7 juli 2022 met bijlagen doorgestuurd aan het Arrondissementsparket Midden-Nederland. Daarin schreef de advocaat onder meer:
“Gezien het voorgaan de heb ik namens[eiser]
op 11 juli 2022 aan zijn contactpersoon verzocht om de schriftelijke aangifte jegens hem als politiefunctionaris ter hand te nemen en dze door te zenden aan desbetreffende instanties die in deze bevoegd zijn om de aangifte in behandeling te kunnen/ogen nemen. Heden werd ik geïnformeerd door de contactpersoon dat de aangifte jegens hem is doorgestuurd naar afdeling VIK van de politie en dat zij deze aangifte van[eiser]
zullen opnemen.
[Eiser]
is echter van oordeel dat afdeling VIK van de Politie van Midden Nerdland niet de bevoegde instantie is die deze aanvraag in behandeling kan nemen, nu deze aangifte gerecht is tegen een politiefunctionaris van de Politie Midden-Nederland, maar dat de hoofd officier van justitie dient zijn bij het Openbaar Ministerie Midden Nederland..
Gezien het voorgaande verzoek ik namens[eiser]
de aangifte jegens zijn contactpersoon van de Politie[naam contactpersoon 2]
in behandeling te laten nemen door de voornoemde hoofd inspecteur van justitie bij het OM van Midden-Nederland.”
3.7.
Bij e-mail van 18 juli 2022 heeft de parketsecretaris van het Arrondissementsparket Midden-Nederland de toenmalige advocaat van eiser het volgende geantwoord:
[Contactpersoon 2]
is in overeenstemming met uw cliënt, het VIK en het basisteam van de eenheid Midden-Nederland, de vaste contactpersoon van uw cliënt.
Het VIK is het bevoegde onderdeel, die onderzoeken doen naar evt strafbare feiten gepleegd binnen de eenheid Midden-Nederland.
Zij doen dit onder leiding van de VIK OvJ van het AP Midden-Nederland.
Hun bevindingen worden vervolgens aan hem voorgelegd, waarna door het parket een beslissing zal worden genomen.
Dit zal worden teruggekoppeld aan uw cliënt.”
3.8.
Op 20 juli 2022 doet eiser ook aangifte tegen zijn voormalige contactpersoon bij de politie (contactpersoon 1), een nader genoemde politiefunctionaris en niet nader genoemde politiemensen. Daarnaast breidt eiser de aangifte van 7 juli 2022 tegen contactpersoon 2 uit.
3.9.
Bij e-mail van 21 juli 2022 heeft de toenmalige advocaat van eiser de e-mail van de parketsecretaris van 18 juli 2022 beantwoord. Namens eiser maakte hij bezwaar tegen de behandeling van de aangiften door VIK of het Arrondissementsparket Midden-Nederland, omdat dit een geval zou zijn van ‘de slager die zijn eigen vlees keurt’.
3.10.
Bij e-mail van 28 juli 2022 heeft de toenmalige advocaat van eiser het volgende bericht gestuurd aan het algemene e-mailadres van het Arrondissementsparket Midden-Nederland:
“Hierbij dien ik, als gemachtigde van[eiser]
, wonende te[woonplaats]
zijn aangifte in van 27 juli 2021 tegen zijn huisgenoot[naam]
te[adres]
.
Verzoeker, zijnde[eiser]
, verzoekt u deze aangifte in benadeling te willen nemen. middels het doorzenden naar een ander afdeling VIK die niet gelegen is in de regio Midden-Nederland dan wel aan de Rijksrecherche. Voor het laatste verwijs ik naar mijn email van 21-07-2022 van uw instantie.”
3.11.
In een e-mail van 26 augustus 2022 heeft de toenmalige advocaat van eiser onder meer het volgende aan het algemene e-mailadres van de Rijksrecherche geschreven:

In[het bericht van 21 juli 2022]
wordt nadrukkelijk verzocht de aangifte van 7 juli 2022 en aanvulling van 20 juli 2022 niet door VIC en het OM Midden-Nederland te laten plaatsvinden vanwege onder andere de betrokkenheid van diverse functionarissen waartegen de aangiftes zijn gericht en daarvan mij omgaande berichten (zie bijlagen).
Behoudens de gebruikelijk ontvangstbevestiging van de zijd van OM heb ik tot heden niets meer vernomen, zodat ik thans de aangifte van 7 juli 2022 en aanvulling van 20 juli 2022 bij de Rijksrecherche indien en daarbij verzoek de ontvangst daarvan aan mij te bevestigen en aan te geven dat de Rijksrecherche de aangifte met aanvulling van het OM zal overnemen. Het OM krijgt van deze email een cc-tje!
Mocht onverhoopt de ontvangstbevestiging en/of met daarin de bevestiging dat de Rijksrecherche de aangifte en aanvulling overneemt van het OM en zelf in behandeling neemt, zal [eiser] een procedure starten, al dan niet middels een kortgeding, tegen de Staat der Nederlanden om alsnog te bewerkstelligen dat de Rijksrecherche de aangifte met aanvulling overneemt van het OM/VIK Midden-Nederland en zelf ter hand neemt en afdoet.
3.12.
In haar e-mail van 2 september 2022 aan de toenmalige advocaat van eiser heeft de rijksrecherche het verzoek tot overname van de aangiften afgewezen:
“In uw e-mails verzoekt u de Rijksrecherche de behandeling van de aangifte(n) van uw client[eiser]
, over te nemen van VIK Midden-Nederland dan wel het OM Midden-Nederland. De Rijksrecherche wijst uw verzoek af. Allereerst bepaalt de Rijksrecherche niet zelfstandig welke aangiftes zij in behandeling of onderzoek neemt. De Rijksrecherche voert haar taken, zoals het doen van strafrechtelijk onderzoek, uit onder gezag van het OM. De aangifte van uw cliënt is in behandeling (geweest) van het VIK Eenheid Midden-Nederland / het OM Midden-Nederland. U dient zich tot deze instanties te wenden voor de afhandeling ervan.
Overigens behoort het onderzoek doen naar bedreiging (door een huisgenoot), waarvan uw cliënt (mede) aangifte heeft gedaan, niet tot de taakstelling van de Rijksrecherche.”

4.De vorderingen

4.1.
Eiser vordert – samengevat – dat de rechtbank voor recht verklaart dat de rijksrecherche onrechtmatig jegens hem handelt door te weigeren de behandeling van zijn aangiften van 7 juli 2022 met de aanvulling van 20 juli 2022 en/of de aangifte van 28 [1] juli 2022 over te nemen. Daartoe stelt eiser dat deze weigering in strijd is met het beleid voor de inzet van de rijksrecherche bij zaken die zien op (het onderzoek naar) strafbare feiten en gedragingen die de integriteit van de overheid ernstig kunnen aantasten. Ook is de weigering volgens eiser in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiser vordert dat de rechtbank de rijksrecherche beveelt om de behandeling van de aangiften over nemen, en de Staat veroordeelt in de kosten van deze procedure.
4.2.
De Staat meent dat de rijksrecherche niet bevoegd is om de behandeling van de aangiften over te nemen. De normale gang van zaken is dat aangiften tegen politiemensen door VIK worden opgenomen en onderzocht; die afdeling en haar onderzoekers zijn functioneel onafhankelijk van de te onderzoeken personen. Bovendien worden de aangiften niet beoordeeld door VIK, maar door een officier van justitie. De Staat concludeert daarom tot niet-ontvankelijkheid van eiser, dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van eiser in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In deze zaak is de kernvraag of de rijksrecherche in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de behandeling van de aangiften van eiser niet over te nemen van de afdeling VIK van de Politie Midden-Nederland.
Juridisch kader
5.2.
Bij de beoordeling van deze vraag is de volgende wet- en regelgeving relevant.
5.3.
De rijksrecherche heeft tot taak het doen van onderzoek in opdracht van het College van procureurs-generaal, naar feiten of gedragingen die mogelijk een strafbaar feit opleveren [2] en die de integriteit van de overheid kunnen aantasten. [3] Het beheer van de rijksrecherche berust bij het College van procureurs-generaal. [4] Dit College heeft de bevoegdheid om te besluiten over de inzet van de rijksrecherche gemandateerd aan de Coördinatiecommissie Rijksrecherche. [5]
Niet alle feiten of gedragingen die de integriteit van de overheid kunnen aantasten en die zijn begaan door personen met een publieke taak zullen door de rijksrecherche worden onderzocht. De rijksrecherche is niet met uitsluiting van andere opsporingsinstanties belast met het verrichten van dergelijke onderzoeken; ten aanzien van politiemensen kan bijvoorbeeld ook VIK die onderzoeken uitvoeren. In de beleidsregel ‘Aanwijzing taken en inzet rijksrecherche van het College van P-G’s’ staat daarover onder meer het volgende:
“1. ALGEMENE UITGANGSPUNTEN BIJ DE INZET VAN DE RIJKSRECHERCHE
De rijksrecherche is van oudsher een opsporingsinstantie met een speciale taak. Zij richt zich op de opsporing van door ambtenaren/overheidsfunctionarissen gepleegde misdrijven. Niet alle door deze functionarissen gepleegde misdrijven worden echter door de rijksrecherche onderzocht. Haar taken en inzet zijn afgebakend. Het doel van deze aanwijzing is dan ook ervoor te zorgen dat de rijksrecherche met name opereert op het terrein van die strafbare feiten die in ernstige mate de integriteit van de rechtspleging en het openbaar bestuur raken. De rijksrecherche wordt in beginsel niet belast met disciplinaire (integriteits)onderzoeken. (…)
(…)
2. CATEGORIEËN ZAKEN
Als algemeen uitgangspunt geldt dat de rijksrecherche is belast met onderzoeken naar misdrijven, gepleegd door functionarissen in dienst van de (semi)overheid, waardoor de integriteit van de overheid ernstig is of kan worden aangetast.
Daarnaast is de inzet van de rijksrecherche aangewezen:
- in onderzoeken waarin de objectiviteit en onafhankelijkheid van de onderzoekende instantie van groot belang zijn en iedere schijn van partijdigheid moet worden vermeden;
- (…)
Zaken die zich lenen voor inzet van de rijksrecherche zijn onder te verdelen in ‘typische rijksrecherchezaken’ (zaken die in beginsel zonder meer moeten worden ondergebracht bij de rijksrecherche) en ‘mogelijke rijksrecherchezaken’ (zaken waarbij de inzet van de rijksrecherche een goed denkbare optie is).
Voor beide categorieën geldt dat de inzet van de rijksrecherche niet per definitie is gegarandeerd. Er zal steeds per geval over de inzet van de rijksrecherche worden beslist, waarbij verschillende factoren worden meegewogen (o.a. capaciteit, prioriteit en te verwachten doorlooptijd, maar tevens factoren als de politieke of publicitaire gevoeligheid, de rang/functie van de betreffende overheidsfunctionaris, het al dan niet structurele karakter van de te onderzoeken gedraging en de eventuele betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit.)”
5.4.
Alle regionale eenheden en de landelijke eenheid van de Politie hebben een afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK). Deze afdeling heeft onder meer tot taak om intern onderzoek te doen bij vermeende integriteitsschendingen en om klachten over de eenheid te behandelen. In het op artikel 47 Politiewet gebaseerde Protocol onderzoek in disciplinaire zaken politie 2018 [6] staat daarover onder meer het volgende:

1.Begripsbepalingen

(…)
Plichtsverzuim:het niet nakomen van de aan de ambtenaar opgelegde verplichtingen, het overtreden van een voorschrift of het doen of nalaten van iets wat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen (artikel 76 Barp en artikel 26 Brvp). (…)
2. Algemene uitgangspunten
Een onderzoek in disciplinaire zaken dient aan een aantal kwaliteitseisen te voldoen. De volgende paragrafen belichten een aantal belangrijke facetten van de kwaliteitseisen.
2.1.
Onafhankelijkheid en distantie onderzoekers
Er is professionele en functionele distantie tussen de onderzoeker en de bij een onderzoek betrokken medewerkers. De onderzoeker mag op geen enkel moment een (persoonlijk) belang hebben bij het onderzoek en daarbij betrokken medewerkers. Onderzoekers die betrokken zijn geweest bij disciplinaire onderzoeken of andere (soorten) onderzoek waarbij sprake is van een zekere verantwoordingsplicht voor de medewerker, worden niet ingezet bij een eventueel daarop volgend strafrechtelijk onderzoek naar dezelfde gedraging. Wanneer een disciplinair onderzoek volgt op een eerder ingesteld strafrechtelijk onderzoek wordt gestreefd naar de inzet van andere onderzoekers. Op de onderzoeker rust de plicht tot geheimhouding van onderzoeksgegevens, tenzij uit wet of taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (art. 2:5 Awb).
2.2.
Uitgangspunten onderzoek
Het onderzoek in disciplinaire zaken richt zich op het verzamelen van alle relevante feiten en omstandigheden naar aanleiding van het mogelijke plichtsverzuim. Het geschiedt professioneel, proportioneel, zonder vooringenomenheid en zonder aanzien des persoons.(…)
2.3.
Opdracht bevoegd gezag
Mogelijk of vermoedelijk plichtsverzuim wordt onderzocht in opdracht van het bevoegd gezag van het betreffende korpsonderdeel. Het feitelijke onderzoek wordt uitgevoerd onder regie van het team VIK van dat korpsonderdeel. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan het bevoegd gezag bepalen dat het onderzoek uitgevoerd wordt bij het team VIK van een ander korpsonderdeel. In die gevallen worden in principe alle onderzoekshandelingen ook door dat andere korpsonderdeel uitgevoerd (bv. technisch, financieel of digitaal onderzoek).
Aangekondigde manier van behandelen aangiften is niet onrechtmatig
5.5.
De procedure voor de behandeling van zijn aangiften die in de e-mail van 18 juli 2022 aan eiser is medegedeeld, is gebruikelijk en niet onrechtmatig. De rechtbank baseert dit oordeel op de hierna te noemen overwegingen.
5.5.1.
Eiser wilde geen aangifte door VIK laten opnemen; hij wilde dat de aangiften die hijzelf al op schrift had gezet zouden worden ingenomen en zonder nadere handelingen door de hoofdofficier van justitie in behandeling zouden worden genomen.
Volgens artikel 163 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen burgers mondeling of schriftelijk aangifte doen. Bij een mondelinge aangifte stelt de functionaris die de aangifte opneemt vragen stellen om helder te krijgen wat de aangever precies bedoelt en welk strafbaar feit mogelijk aan de orde is. Indien van toepassing kunnen nog relevante documenten worden bijgevoegd. Nadat de aangifte zo is opgenomen, ondertekent de aangever de aangifte om zeker te stellen dat die zijn verklaring bevat. De aangifte wordt in het systeem gezet om verdere behandeling in de strafrechtsketen mogelijk te maken.
Een ondertekende schriftelijke aangifte mag volgens artikel 163 lid 4 Sv worden ingeleverd bij de bevoegde ambtenaar, die op grond van artikel 163 lid 9 Sv verplicht is die aangifte te ontvangen. Eiser heeft zijn aangifte echter niet bij VIK willen inleveren.
5.5.2.
Het is duidelijk dat eiser niet wil dat VIK zijn aangiften beoordeelt; in de e-mail van 18 juli 2022 is hem echter al medegedeeld dat niet VIK maar een officier van justitie zijn aangiften zal beoordelen. Dit is hoe dit volgens de wet moet (zie o.m. de artikelen 156 en 167 Sv); het strookt ook met het verzoek van de advocaat van eiser van 13 juli 2022 om de aangiften niet door VIK of de Politie maar door het OM te laten beoordelen. Het is niet aan eiser om te bepalen wie binnen het OM zijn zaak zal behandelen; elke officier van justitie wordt geacht onafhankelijk te zijn. Eiser heeft niet uitgelegd waarom daar in dit geval niet van mag worden uitgegaan.
5.5.3.
Mogelijk zit het pijnpunt in het feit dat de beoordeling van de officier van justitie mede zou berusten op een oriënterend onderzoek dat VIK aan de hand van de aangiften zou uitvoeren. Uit de stukken en de toelichting ter zitting begrijpt de rechtbank dat eiser niet wil dat VIK op enige manier bij zijn aangiften betrokken is. De enkele observatie dat het personeel van VIK in hetzelfde bedrijfsrestaurant kan eten als de personen tegen wie eiser aangifte heeft gedaan, is echter niet genoeg om aan te nemen dat VIK niet onafhankelijk genoeg is om zijn aangiften op te nemen en een eerste onderzoek te doen.
De afdeling VIK staat functioneel immers los van de afdeling waar de te onderzoeken personen werkzaam zijn, wat betekent dat de onderzoekers van VIK niet ondergeschikt of afhankelijk zijn van die personen. VIK-medewerkers die een persoonlijke relatie met de te onderzoeken personen hebben, mogen volgens de geldende interne regels niet bij het onderzoek betrokken zijn. [7] Daarmee is de onafhankelijkheid van het onderzoek voldoende gewaarborgd.
5.5.4.
Dat kan anders zijn als er concrete aanwijzingen zijn voor het tegendeel, maar die heeft eiser niet genoemd. In deze zaak is het ook niet tot een onderzoek gekomen, omdat eiser geen aangifte bij VIK heeft willen doen. Eiser vreest dat (de onderzoekers van) VIK niet onafhankelijk zijn, maar hij heeft deze vrees als gezegd niet met concrete aanwijzingen onderbouwd.
Besluit niet overnemen behandeling is niet in strijd met beleid of a.b.b.b.
5.6.
Eiser stelt dat de weigering van de rijksrecherche om zijn aangiften van 7, 20 en 28 juli 2022 over te nemen strijdig is met geldend beleid voor de inzet van de rijksrecherche en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.7.
De aangifte van 28 juli 2022 gaat over bedreigingen en vernielingen gepleegd door de buurman van eiser en niet over door ambtenaren of andere overheidsfunctionarissen gepleegde (ambts)misdrijven. Deze aangifte valt dus niet onder de taakstelling van de rijksrecherche. De op deze aangifte ziende onderdelen van de vordering kunnen daarom al niet worden toegewezen.
5.8.
De aangiften van 7 en 20 juli 2022 gaan wel over mogelijk door ambtenaren of andere overheidsfunctionarissen gepleegde misdrijven en vallen dus wel onder de taakstelling van de rijksrecherche. Het feit dat de rijksrecherche deze aangiften zou
kunnenonderzoeken, betekent echter nog niet dat zij jegens eiser ook verplicht is dat te doen. De rijksrecherche doet onderzoek in opdracht van de Coördinatiecommissie Rijksrecherche, die per zaak beslist of inzet van de rijksrecherche nodig is. De rijksrecherche heeft daarbij beleidsvrijheid, wat betekent dat zij binnen zekere grenzen een eigen afweging mag maken. Gelet op het hiervoor toegelichte oordeel dat de aan eiser toegezegde behandeling van zijn aangiften door het VIK en vervolgens het OM wettig en niet onrechtmatig was, is er geen grond om te oordelen dat de rijksrecherche (althans: de Coördinatiecommissie Rijksrecherche) niet mocht weigeren om de behandeling van de aangiften van 7 en 20 juli 2022 over te nemen.
5.9.
De rijksrecherche heeft het verzoek van eiser in haar e-mail van 2 september 2022 afgewezen onder verwijzing naar de al ingezette behandeling door VIK en het OM, en onder vermelding van het feit dat de gedragingen van eisers huisgenoot niet onder haar taakstelling vallen. Die motivering was summier maar gelet op het voorgaande voldoende.
5.10.
De rechtbank wijst alle onderdelen van de vordering van eiser dus af.
Proceskosten
5.11.
Eiser is de partij die in deze procedure ongelijk krijgt. Normaal gesproken betekent dit dat hij de proceskosten van de Staat moet betalen. Ter zitting begreep de rechtbank echter dat enkele aan de onderhavige kwestie gelieerde beslissingen, waaronder sepots van aangiften, niet (of in elk geval niet op schrift) aan eiser zijn gecommuniceerd. Gelet op de flinke beperkingen van de wijze waarop eiser aangifte kan doen, moeten de waarborgen uit het strafvorderlijk systeem die hem daarbij resten nauwgezet worden nageleefd. De gang van zaken zoals die is geweest heeft tot onduidelijkheid kunnen leiden; daarin ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van eiser af,
6.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.

Voetnoten

1.In het petitum staat 27 juli 2022 en in de e-mail van 28 juli 2022 van de advocaat van eiser waarin de aangifte wordt doorgestuurd, staat 27 juli 2021; in het dossier zit echter geen aangifte van 27 juli 2022 en ook geen van 27 juli 2021. Wel is duidelijk dat het om een aangifte tegen de huisgenoot van eiser gaat; de rechtbank zal duidelijkheidshalve naar de als productie 7 bij dagvaarding overgelegde e-mail van de advocaat van 28 juli 2022 verwijzen.
2.Artikel 49 Politiewet.
3.Aanwijzing taken en inzet rijksrecherche van het College van P-G’s,
4.Artikel 51 Politiewet.
5.Artikel 2 Instellingsbesluit Coördinatiecommissie Rijksrecherche,
6.https://open.overheid.nl/documenten/ronl-cafb7019-3b0c-4f37-807c-d5c314e5e066/pdf.
7.Protocol onderzoek in disciplinaire zaken politie 2018, §2.