ECLI:NL:RBDHA:2023:12361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21783 en NL23.21781
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 10 augustus 2023, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 27 juli 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank behandelt de beroepen van de eisers, die niet verschenen zijn op de zitting van 8 augustus 2023, omdat er op dat moment een poging werd gedaan om hen over te dragen aan de Tsjechische autoriteiten. De gemachtigde van de eisers was eveneens afwezig zonder bericht van verhindering, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring heeft opgelegd vanwege een significant risico op onderduiken. Eisers hebben de gronden voor de maatregel en de motivering daarvan niet betwist. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan.

De conclusie van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de inbewaringstelling van eisers rechtmatig is. De staatssecretaris is niet verplicht om schadevergoeding aan eisers te betalen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.21783 en NL23.21781

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken van 10 augustus 2023 tussen

[naam] , v-nummer: [nummer] ,

[naam], v-nummer: [nummer] ,
eisers
(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: Mr. F.S. Schoot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser en eiseres tegen het bestreden besluit van 27 juli 2023, waarin de staatssecretaris aan eisers de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld op de zitting van 8 augustus 2023. Eisers zijn niet verschenen omdat op het moment van de zitting werd getracht hen over te dragen aan de Tsjechische autoriteiten. Gemachtigde is – zonder bericht van verhindering – niet verschenen. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

3. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de bewaring noodzakelijk is omdat er een significant risico bestaat op onderduiken.
4. Eisers hebben de door de staatssecretaris aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden, als ook de motivering daarvan, en het daaruit voortvloeiende significante risico op onttrekking niet betwist. In de door de staatssecretaris en eisers verstrekte gegevens ziet de rechtbank geen grond om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eisers rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eisers hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.