ECLI:NL:RBDHA:2023:12358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19122
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 24 maart 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, gezien de aard van de zaak.

De rechtbank onderzoekt of de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser betoogt dat er fundamentele tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen in Duitsland en dat hij vreest voor een onterecht verloop van zijn asielprocedure daar. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen. Duitsland heeft een verzoek om terugname geaccepteerd en de rechtbank stelt vast dat de asielprocedure in Duitsland voldoet aan de Europese wet- en regelgeving.

Eiser stelt verder dat de staatssecretaris artikel 17 van de Dublinverordening had moeten toepassen, omdat hij familie in Denemarken heeft. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris geen reden had om de aanvraag onverplicht aan zich te trekken, aangezien de vraag in deze procedure enkel is welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, waardoor eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19122

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 30 juni 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 24 maart 2023 niet in behandeling heeft genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser niet in behandeling had mogen nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris mag voor Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en had geen toepassing hoeven geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek geaccepteerd.
Mag de staatssecretaris voor Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat de staatsecretaris voor Duitsland niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser stelt allereerst dat er fundamentele tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen. Eiser voert daartoe aan dat de faciliteiten in die opvangcentra niet voldoen aan de basisbehoeften, [3] dat er binnen de opvangcentra een gebrek aan privacy is, dat hij vreest voor besmetting met het coronavirus vanwege de overbevolking, dat er aanvallen hebben plaatsgevonden op opvangcentra door middel van brandstichting en dat er inbreuk wordt gemaakt op rechten van kinderen. Daarnaast stelt eiser dat hij in Duitsland geen behoorlijke asielprocedure zal krijgen. Daartoe voert eiser aan dat hij niet kan klagen bij de Duitse autoriteiten omdat hij niet weet waar en hoe hij zich tot de Duitse autoriteiten moet wenden en omdat hij de Duitse taal niet spreekt. Verder voert eiser aan dat de Duitse autoriteiten ervan uitgaan dat hij de Ethiopische nationaliteit heeft, terwijl hij de Somalische nationaliteit heeft. Eiser voert verder aan dat hij in Duitsland geen gratis rechtsbijstand kan krijgen en dat hij voor de beoordeling of hij recht heeft op gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging afhankelijk is van de Duitse autoriteiten, die er een belang bij hebben om hem die gratis rechtsbijstand niet te bieden. Bovendien zal volgens eiser indirect refoulement dreigen als hij wordt overgedragen aan de Duitse autoriteiten, omdat de Duitse autoriteiten reeds aan eiser hebben medegedeeld hem naar Somalië te zullen terugzenden.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij voor Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het door eiser aangehaalde AIDA-rapport leidt niet tot een andere conclusie, omdat het rapport weliswaar moeilijkheden in de Duitse opvang benoemt, maar niet de conclusie rechtvaardigt dat eiser terechtkomt in een situatie van verregaande materiële deprivatie of dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. [4] Met het gegeven claimakkoord garandeert Duitsland bovendien dat het asielverzoek van eiser in behandeling zal worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld met toepassing van de geldende Europese wet- en regelgeving, die ook in Duitsland geldt. Dat in Duitsland niet in alle gevallen wordt voorzien van kosteloze rechtsbijstand, betekent niet dat de Duitse asielprocedure op dit punt in strijd is met de Procedurerichtlijn. De Duitse autoriteiten mogen de kosteloze rechtsbijstand namelijk afhankelijk maken van de kans van slagen van het rechtsmiddel. [5] Waarom de Duitse autoriteiten er belang bij zouden hebben om eiser deze rechtsbijstand niet te verstrekken en een daartoe strekkend verzoek om die reden zouden afwijzen, valt niet in te zien. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk is om in Duitsland rechtsbijstand te verkrijgen bij zijn asielprocedure. Als eiser toch in Duitsland wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielverzoek, in de opvangvoorzieningen, of anderszins, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Duitse autoriteiten. Dat eiser niet weet waar en hoe hij moet klagen, omdat hij de Duitse taal niet spreekt, maakt dit niet anders. Eiser maakt namelijk met de enkele stelling dat hij niet kan klagen, niet aannemelijk dat die mogelijkheid niet bestaat.
Had de staatssecretaris toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich had moeten trekken. Eiser stelt dat overdracht aan de autoriteiten van Denenmarken meer voor de hand ligt, omdat zijn vrouw en kinderen daar woonachtig zijn. Indien eiser wordt overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland, zal volgens hem het recht op familie- en gezinsleven [6] worden geschonden.
6.1.
De staatssecretaris geeft toepassing aan artikel 17 van de Dublinverordening als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van een vreemdeling van onevenredige hardheid getuigt. [7] Het feit dat eiser in Denenmarken familie heeft, heeft voor de staatssecretaris geen reden hoeven zijn om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de mogelijkheid van gezinshereniging op dit moment niet aan de orde is, omdat het in deze procedure slechts gaat om de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is om eisers asielaanvraag in behandeling te nemen. Bovendien valt niet in te zien waarom een overdracht van eiser naar Duitsland de uitoefening van zijn recht op familie- en gezinsleven bemoeilijkt, terwijl dat bij het in behandeling nemen van de asielaanvraag in Nederland, waar eiser op dit moment ook zonder zijn vrouw en kinderen verblijft, niet het geval zou zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en eiser mag overdragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dit mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eiser wijst op het AIDA-rapport over Duitsland over het jaar 2021.
4.Zoals bedoeld in HvJEU 19 maart 2019, C-163/17, ECLI:EU:C:2019:218 (
5.Dat volgt uit artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn.
6.Zoals bedoeld in artikel 4 van het EVRM.
7.Dat staat in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.