ECLI:NL:RBDHA:2023:1231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
09-138831-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en veroordeling wegens het uitgeven en voorhanden hebben van valse bankbiljetten

Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het uitgeven van valse bankbiljetten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot ontploffing, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de intentie had om een ontploffing te veroorzaken. De verdachte had een pakketje met flitspoeder nabij de woning van een slachtoffer achtergelaten, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat hij daadwerkelijk een ontploffing wilde veroorzaken. De verdachte had verklaard dat hij het pakketje als dreigement had achtergelaten en dat hij niet wist hoe hij een ontploffing moest teweegbrengen. De rechtbank achtte het scenario van de verdachte niet uitgesloten door de beschikbare bewijsmiddelen.

Wat betreft het tweede feit, het uitgeven van valse bankbiljetten, oordeelde de rechtbank dat dit feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte had in de periode van 8 tot 23 augustus 2022 in Rotterdam valse bankbiljetten van 50 en 10 euro uitgegeven. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop deze vorderingen betrekking hadden. Tevens werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 100,00 aan New York Pizza, waar de verdachte valse bankbiljetten had gebruikt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/138831-22
Datum uitspraak: 8 februari 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 november 2022 (pro forma) en op de terechtzitting van 25 januari 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.Y. Kekik naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 31 mei 2022 te Delft ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor de (flat)woningen aan [locatie 1] , in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffer 1] en/of omwonenden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of omwonenden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen een pakket/doos, althans soortgelijk voorwerp met ongeveer 620 gram flitspoeder, althans een explosieve stof en een kabel/lont nabij de (flat)woning van [slachtoffer 1] heeft/hebben gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van omstreeks 8 augustus 2022 tot en met 23 augustus 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk
-twee, althans een of meer bankbiljet(ten) van 50 euro en/of
-een (grote) hoeveelheid bankbiljetten van 50 euro en/of van 10 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was
-als echt en onvervalst heeft uitgegeven en/of
-met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.

2. Vrijspraak

2.1.
De inleiding
Op 31 mei 2022 heeft de verdachte een pakketje, te weten een geïmproviseerde bom, nabij de woning van aangever [slachtoffer 1] in Delft neergelegd. De vraag die de rechtbank ten aanzien van feit 1 moet beantwoorden is of de verdachte zich, door dit te doen, schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing.
2.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is dat de verdachte zich, zonder mededader(s), schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
2.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 omdat zijn cliënt het pakketje enkel heeft achtergelaten als dreigement en hij niet het opzet heeft gehad om een ontploffing teweeg te brengen. De raadsman wijst erop dat zijn cliënt heeft verklaard dat hij niet eens weet hoe hij een ontploffing teweeg had moeten brengen en er op en nabij de plaats delict noch in zijn woning een accu is aangetroffen die geschikt is om de bom daadwerkelijk tot ontploffing te kunnen brengen.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 31 mei 2022 heeft [slachtoffer 1] een pakketje met draden voor zijn voordeur aangetroffen.
Uit onderzoek van het NFI van dit pakketje leidt de rechtbank af dat dit pakketje een chemisch mengsel bevatte dat als flitspoeder kan worden aangeduid, dat het NFI niet twijfelt aan de deugdelijkheid van de explosieve constructie van het pakketje, dat een handzaam model accu, zoals een 12V scooteraccu, voldoende is om de geïmproviseerde ontsteker die was bevestigd aan het pakketje te activeren en dat met het aangetroffen pakketje, in combinatie met voornoemde accu, een ontploffing teweeg gebracht had kunnen worden.
Hoewel de verdachte aanvankelijk heeft ontkend dat hij dit pakket op 31 mei 2022 heeft achtergelaten nabij de woning van [slachtoffer 1] , heeft hij ter terechtzitting bekend dat hij dit als afbetaling van een schuld wel heeft gedaan. Hij heeft verder verklaard dat hij de opdracht had gekregen om het pakketje op eerdergenoemde plek achter te laten als dreigement, dat deze opdracht niet inhield dat hij een ontploffing teweeg moest brengen, dat hij ook geen accu mee had genomen naar de plaats delict die geschikt was om dit te kunnen doen, dat hij nooit de intentie heeft gehad om een ontploffing teweeg te brengen en dat hij ook geen idee heeft hoe hij dit had moeten doen.
Het door de verdachte geschetste scenario, te weten dat hij eerdergenoemd pakketje (een geïmproviseerde bom) enkel als dreigement nabij de woning van [slachtoffer 1] heeft neergelegd, wordt niet uitgesloten door de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat soortgelijke dreigementen wel vaker voorkomen in het criminele circuit. Verder volgt uit niets dat de verdachte wist hoe hij de geïmproviseerde bom tot ontploffing had moeten brengen.
Dat er enkel nog een accu en “een vonk” nodig waren om de geïmproviseerde bom tot ontploffing te brengen en er reeds een lont was gespannen vanaf de woonetage van de aangever naar de begane grond, acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van feit 1. In dit kader acht de rechtbank van belang dat er geen accu zoals bedoeld door het NFI is aangetroffen op de plaats delict, terwijl de verdachte daar wel een tas en diverse andere voorwerpen had achtergelaten omdat hij op de vlucht moest slaan toen hij werd betrapt door de aangever [slachtoffer 1] . Evenmin is een dergelijke accu aangetroffen tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte. Bewijs dat de verdachte een accu naar de plaats delict heeft meegenomen, ontbreekt. Dat de stroomdraad van de bom op eerdergenoemde wijze door de verdachte was uitgerold, sluit naar het oordeel van de rechtbank het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet uit. Niet onbegrijpelijk is immers, zoals de verdediging heeft gesteld, dat een realistische dreiging van de bom moest uitgaan, zodat degene voor wie die bedoeld is, de dreiging ook serieus neemt. Dat doe je niet met een nepbom.
Om deze redenen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, te weten medeplegen van poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, en zij zal hem om die reden vrijspreken van dit feit.
De door de verdachte beschreven bedreiging is hem niet ten laste gelegd, zodat hiervoor evenmin een bewezenverklaring kan volgen.
3. Bewezenverklaring
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 2.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank en de gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank heeft hierna in de bijlage A opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij in de periode van omstreeks 8 augustus 2022 tot en met 23 augustus 2022 te Rotterdam,
opzettelijk
-twee bankbiljetten van 50 euro
als echt en onvervalst heeft uitgegevenen
-een grote hoeveelheid bankbiljetten van 50 euro en van 10 euro, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad,
waarvan de valsheid hem, toen hij deze ontving, bekend was.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, ten aanzien van feiten 1 en 2, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de LOVS-oriëntatiepunten, vergelijkbare uitspraken en de omstandigheid dat, met betrekking tot feit 1, sprake is geweest van een pogingsdelict en geen voltooid delict.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde feit 2, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft twee keer betaald met een vervalst bankbiljet van 50 euro toen hij een bestelling afrekende die hij bij een vestiging van New York Pizza had gedaan. Daarnaast is in zijn slaapkamer een grote hoeveelheid vervalste bankbiljetten aangetroffen met een waarde van in totaal € 4.100,00. Door aldus te handelen, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk uitgeven en voorhanden hebben van vervalste bankbiljetten. Het in omloop brengen van vervalst geld brengt in het algemeen het vertrouwen in papiergeld en het monetaire verkeer grote schade toe en dupeert in het bijzonder de latere onwetende bonafide ontvanger in ernstige mate. Dat is in dit geval voornoemde vestiging van New
York Pizza geweest. Tevens ondervindt het handelsverkeer als geheel door het in omloop brengen van valse bankbiljetten hinder en schade.
Blijkens het strafblad van de verdachte van 15 november 2022 is de verdachte in de afgelopen vijf jaar meerdere malen veroordeeld wegens het plegen van een of meerdere strafbare feiten.
Gelet op de eerdergenoemde veroordelingen en de hoeveelheid vervalste bankbiljetten die de verdachte voorhanden heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf een gepasseerd station is en acht zij enkel een vrijheidsbenemende straf passend. Zij zal aan de verdachte een gevangenisstraf van 3 maanden opleggen.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte één dag na de inhoudelijke behandeling al opgeheven, gelet op de duur van voornoemde straf en de tijd die hij tot dat moment al in voorarrest had doorgebracht.
De rechtbank komt daarmee tot een straf die qua duur aanzienlijk korter is dan de straf die de officier van justitie heeft geëist. Dit heeft te maken met de vrijspraak van feit 1, het zwaartepunt van de tenlastelegging.

7.De vordering van de benadeelde partijen

7.1
De inhoud van de vorderingen
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vorderen elk een immateriële schadevergoeding van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen integraal dienen te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard wegens de door hem bepleite vrijspraak van feit 1.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat bij de beoordelingen van de vorderingen rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat sprake is geweest van eigen schuld aan het ontstaan van de geleden schade aan de zijde van de benadeelde partijen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun individuele vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop die drie vorderingen betrekking hebben, te weten feit 1, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank overweegt dat de verdachte zich ten aanzien feit 2 onder meer schuldig heeft gemaakt aan het uitgeven van twee vervalste bankbiljetten van 50 euro. Hij heeft gebruik gemaakt van deze biljetten bij het afrekenen van twee bestellingen die hij bij dezelfde vestiging van New York Pizza had gedaan. Dit bedrijf heeft hierdoor schade geleden ter hoogte van € 100,00. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze schade nog niet heeft vergoed. Er is geen reden om aan te nemen dat deze schade op andere wijze reeds is vergoed. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel van € 100,00 aan de verdachte op te leggen, ondanks dat voornoemd slachtoffer zich niet als benadeelde partij heeft gevoegd in de onderhavige strafzaak. Deze maatregel houdt in dat de verdachte € 100,00 zal moeten betalen aan New York Pizza.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f en 209 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven, waarvan de valsheid, hem, toen hij ze ontving, bekend was en
bankbiljetten, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven in voorraad hebben, waarvan de valsheid, hem, toen hij ze ontving, bekend was;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
vorderingen van de benadeelde partijen
bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk zijn in hun individuele vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 100,00, ten behoeve van New York Pizza ( vestiging: [locatie 2] );
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.C. Berg, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. C.M. Koole, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2023.