ECLI:NL:RBDHA:2023:12259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.12246
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse dienstweigeraar op grond van Thematisch Ambtsbericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse man, zijn asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije te vrezen had voor vervolging wegens het ontduiken van de dienstplicht. De eiser stelde dat hij als dienstweigeraar bij terugkeer in Algerije zou worden gearresteerd, maar de rechtbank vond dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er onvoldoende bewijs was voor deze vrees.

De rechtbank baseerde haar oordeel onder andere op het Thematisch Ambtsbericht Dienstplicht Algerije van 11 november 2020, waaruit bleek dat de eiser nog niet de vereiste leeftijd had bereikt voor dienstplichtontduiking en dat er geen bewijs was dat hij een tweede oproep voor de dienstplicht had ontvangen. Bovendien werd opgemerkt dat er weinig informatie beschikbaar was over de vervolging van dienstplichtontduikers in Algerije, en dat de vrees van de eiser onvoldoende onderbouwd was.

De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht als ongegrond was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12246

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben. Hij heeft op [geboortedatum 1] een asielaanvraag ingediend in Nederland, waarbij hij heeft opgegeven te zijn geboren op [geboortedatum 2].
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Algerije te vrezen heeft omdat hij dienstweigeraar is. Hij heeft geen gehoor gegeven aan de oproep voor de dienstplicht en vreest dat hij bij terugkeer wordt opgepakt door de autoriteiten.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Daarbij heeft verweerder in het bestreden besluit de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder acht ook geloofwaardig dat eiser de dienstplichtige leeftijd heeft. Deze geloofwaardig geachte elementen leiden evenwel niet tot de conclusie dat sprake is van gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade.
4. Eiser voert in beroep aan, dat uit het laatst verschenen ambtsbericht met betrekking tot Algerije blijkt dat er een kans bestaat dat dienstweigeraars die terugkeren naar Algerije worden gearresteerd. Hij vermoedt dat hij als dienstweigeraar is geregistreerd. Ook stelt eiser onoverkomelijke gewetensbezwaren te hebben tegen de dienstplicht, daar heeft hij consistent en duidelijk over verklaard. Dat geen zienswijze is ingediend, maakt volgens eiser niet dat verweerder in het bestreden besluit niet op zijn asielmotieven in hoefde te gaan. Het besluit is dan ook onzorgvuldig tot stand gekomen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Algerije heeft te vrezen voor vervolging wegens het ontduiken van de dienstplicht.
6. Verweerder heeft zich daartoe allereerst op het standpunt kunnen stellen dat uit het Thematisch Ambtsbericht Dienstplicht Algerije van 11 november 2020 volgt dat niet aannemelijk is dat eiser te vrezen heeft voor vervolging bij terugkeer. In Algerije is pas sprake van dienstplichtontduiking indien de dienstplichtige zich niet inschrijft voor de militaire dienst voordat hij de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt. Bovendien is daarvan pas sprake als hij na een tweede oproep niet verschijnen voor de dienstplicht. Eiser is nog geen 25 jaar oud. Verder is gesteld of gebleken dat eiser een tweede oproep voor de dienstplicht heeft ontvangen, daargelaten dat hij het bestaan van de eerste oproep niet heeft onderbouwd door het origineel of een kopie daarvan te overleggen. Gelet daarop kan al niet worden aangenomen dat er bij eiser sprake is van dienstplichtontduiking, wat maakt dat ook niet aannemelijk is dat hij wordt gezocht omdat hij geregistreerd staat als dienstweigeraar.
7. Daarnaast blijkt uit het Thematisch Ambtsbericht dat zeer weinig informatie bekend is over de vraag of ontduikers van de militaire dienstplicht daadwerkelijk consequent vervolgd zullen worden, zodat ook daarmee de door eiser gestelde vrees onvoldoende aannemelijk is geworden. Dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat Algerijnse dienstweigeraars consequent worden vervolgd volgt ook uit het door verweerder aangehaalde rapport van de Noorse organisatie Landinfo [2] , waarin staat dat het onwaarschijnlijk is dat dienstplichtontduikers worden vervolgd, omdat er meer mensen zijn die in dienst willen dan waar het leger behoefte aan heeft.
8. Voor zover eiser stelt dat hij op grond van onoverkomelijke gewetensbezwaren bescherming behoeft omdat hij vreest dat hij bij terugkeer alsnog zijn dienstplicht moet vervullen, is dit niet onderbouwd. Verweerder wijst er terecht op dat de enkele verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor dat hij niet gedwongen wil worden, dat het bekend is dat de dienstplicht keihard is en dat velen tijdens de dienstplicht zijn doodgegaan, onvoldoende zijn om ernstige en onoverkomelijke gewetensbezwaren aan te nemen.
9. Tot slot wordt eiser niet gevolgd in zijn standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Nu eiser heeft nagelaten om een zienswijze in te dienen, kon verweerder volstaan met een verwijzing naar het voornemen, waarin uitgebreid is ingegaan op eisers asielmotieven.
10. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Landinfo: Norwegian COI-centra, Query response Algeria: Conscription van 31 mei 2018.