In deze zaak heeft eiser, een Georgische nationaliteit, op 13 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 3 november 2022 beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op 18 november 2022 een verweerschrift ontvangen van de verweerder.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen voldoende procesbelang is, omdat de asielaanvraag van eiser inmiddels was beslist op 16 maart 2023 en het beroep tegen die beslissing op 5 april 2023 ongegrond was verklaard. Eiser was op 17 april 2023 uitgezet, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de vraag of er sprake is van niet tijdig beslissen op de aanvraag niet relevant is voor de rechtmatigheid van de uitzetting.
De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.