ECLI:NL:RBDHA:2023:12237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
22_7903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening inzake beëindiging ZW-uitkering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 23 en 24 augustus 2022, welke door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), op 7 november 2022 ongegrond zijn verklaard. Dit besluit leidde tot de beëindiging van de ZW-uitkering van verzoeker per 22 augustus 2022. Verzoeker heeft echter geen beroep ingesteld tegen het besluit van 7 november 2022, wat volgens de wet noodzakelijk is om het verzoek om een voorlopige voorziening in behandeling te nemen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen beroep is ingesteld en heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedure bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7903

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 7 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gericht tegen de besluiten van 23 augustus 2022 en 24 augustus 2022 ongegrond verklaard, hetgeen betekent dat verzoekers ZW-uitkering per 22 augustus 2022 wordt beëindigd.
Verzoeker heeft bij verzoekschrift van 8 december 2022 de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan in dit geval uitspraak doen op dat verzoek om een voorlopige voorziening zonder dat daarvoor een zitting nodig is. Dat komt omdat het volgens de voorzieningenrechter duidelijk is dat het verzoek niet in behandeling hoeft te worden genomen. De voorzieningen zal u hierna uitleggen waarom dat zo is.
2. Met het besluit van 7 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen de besluiten van 23 augustus 2022 en 24 augustus 2022 ongegrond verklaard. Dat betekent dat de ZW-uitkering van verzoeker per 22 augustus 2022 wordt beëindigd.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker tegen het besluit van 7 november 2022 geen beroep heeft ingesteld.
4. Volgens de wet is dat wel nodig om het verzoek om een voorlopige voorziening in behandeling te nemen. Omdat er geen beroep is ingesteld zal de voorzieningenrechter het verzoek niet ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat het beroep niet verder behandeld zal worden.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2023.
De griffier is verhinderd om te tekenen voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.