ECLI:NL:RBDHA:2023:12234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
21_6433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken procesbelang in bestuursrechtelijke zaak over bouwbord

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot handhaving met betrekking tot een bouwbord in de voortuin van zijn woning. De rechtbank oordeelde dat het gewraakte bouwbord inmiddels was verwijderd omdat de bouwwerkzaamheden waren afgerond, en dat er geen procesbelang meer was voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank benadrukte dat een louter principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. Eiser had gesteld dat hij belang had bij een rechtmatigheidsoordeel vanwege de frequentie van soortgelijke bouwborden in zijn omgeving, maar de rechtbank vond deze stelling te algemeen en niet concreet genoeg. Bovendien was er geen bewijs van geleden schade door de aanwezigheid van het bouwbord. De rechtbank concludeerde dat eiser niet-ontvankelijk was in zijn beroep en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.G.M. Otte).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder op het verzoek van eiser tot handhaving met betrekking tot het bouwbord (een houten constructie met canvas) in de voortuin van de woning [adres] [nummer] te [plaats] afwijzend beslist.
Bij besluit van 27 september 2021(het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, gericht tegen het primaire besluit, ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een reactie ingediend.
Eiser heeft daarop bij brieven van 28 december 2021 en 1 januari 2022 gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft in zijn reactie medegedeeld dat op het adres [adres] [nummer] te [plaats] het bouwbord en de container zijn verwijderd, omdat de bouwwerkzaamheden op dat perceel zijn afgerond.
3. Ambtshalve dient de rechtbank te beoordelen of (nog) sprake is van (voldoende) procesbelang. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is de bestuursrechter slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis moet zijn. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van (voldoende) procesbelang. Aangezien het gewraakte bouwbord is verwijderd vanwege de voltooiing van de bouwwerkzaamheden aan de woning [adres] [nummer], valt een hervatting of voortzetting van de werkzaamheden niet te verwachten. Van de rechtbank kan geen uitspraak worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
5. Eiser betoogt dat hij belang heeft bij een rechtmatigheidsoordeel gezien de frequentie en regelmaat waarmee bouwborden in soortgelijke gevallen in het beschermd stadsgezicht Benoordenhout worden geplaatst, zodat sprake is van een repeterend karakter van de activiteit. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank acht de enkele stelling van eiser dat heden ten dage regelmatig bouwactiviteiten in zijn woonomgeving dan wel het beschermd stadsgezicht Benoordenhout worden uitgevoerd, niet voldoende om procesbelang aan te nemen. Daarvoor is zijn stelling te algemeen dan wel niet concreet inzichtelijk gemaakt. Dat er in deze tijd veel gebouwd wordt, wil niet zeggen dat er soortgelijke bouwborden in eisers woonomgeving geplaatst gaan worden. Van een concreet zicht op ‘herhaling’, zoals bijvoorbeeld bij een jaarlijks terugkerende (evenementen)vergunning, is in dit geval geen sprake. De hieromtrent door eiser aangehaalde jurisprudentie gaat dan ook niet op. Daarbij overweegt de rechtbank dat, als er elders in de wijk Benoordenhout gebouwd gaat worden en (eventueel) dergelijke bouwborden geplaatst gaan worden, niet vaststaat dat eiser daarbij belanghebbende zal zijn als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Uit de jurisprudentie van de ABRvS blijkt verder dat ook belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan bestaan indien de betrokkene stelt dat hij schade heeft geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daarvoor is wel vereist dat de betrokken tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit. Indien de beweerdelijk geleden schade niet het gevolg kan zijn van het in het geding zijnde besluit, kan aan het stellen van die schade geen procesbelang worden ontleend.
Geleden schade door de aanwezigheid van het bouwbord is gesteld noch gebleken.
7. Dat het uit de aard van de zaak (tijdelijke activiteit) in de praktijk uiterst lastig is om tijdig een oordeel van de onafhankelijke rechter te verkrijgen over de rechtmatigheid van de activiteit, zoals eiser aanvoert, kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot het aannemen van procesbelang.
8. Gezien het vorenstaande is eiser niet-ontvankelijk te achten in zijn beroep in verband met ontbreken van procesbelang.
9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van
A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 van de Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.