ECLI:NL:RBDHA:2023:12217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.20009
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser wegens ongeloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2023, wordt het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1982, had op 16 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 juli 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De staatssecretaris oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Tunesië te maken zou krijgen met strafrechtelijke vervolging, ondanks zijn claim dat hij een lange gevangenisstraf zou krijgen vanwege een betalingsachterstand op een lening voor een auto. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag niet in spoor 4 hoefde te behandelen en dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20009

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1982. Hij heeft op 16 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 7 juli 2023 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw [1] 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. Eiser is opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en aan hem is een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
1.1.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft daarom beroep ingesteld. Op 26 juli 2023 heeft eiser de gronden van beroep aangevuld en voorzien van een aantal bijlagen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om voorlopige voorziening
(NL23.20010), op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag, samengevat, het volgende ten grondslag. Eiser heeft een lening afgesloten voor het leasen van een auto, daarbij heeft hij cheques als onderpand gegeven die ongedekt waren en hij is geld schuldig aan de leasemaatschappij. De leasemaatschappij heeft aangifte tegen eiser gedaan nadat hij de lening niet had terugbetaald. Door de aangifte loopt er een rechtszaak tegen eiser waardoor hij een gevangenisstraf van 80 jaar zal krijgen. Eiser vreest bij terugkeer naar Tunesië te worden opgepakt en in de gevangenis te belanden.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) Gevangenisstraf vanwege betalingsachterstand.
5.1.
De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit – in navolging van het voornemen – eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De te verwachten gevangenisstraf vanwege een betalingsachterstand acht de staatssecretaris ongeloofwaardig. Hij stelt hierover dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk een rechtszaak tegen hem loopt en dat de bij de zienswijze overgelegde stukken dat niet aantonen. Daarnaast stelt de staatssecretaris dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij strafrechtelijk wordt vervolgd en dat hem een hoge gevangenisstraf te wachten staat bij terugkeer naar Tunesië. Eiser is afkomstig uit Tunesië, wat volgens de staatssecretaris kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst. De staatssecretaris heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
De geloofwaardigheid van het asielrelaas
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet ongeloofwaardig mocht vinden dat hem een lange gevangenisstraf te wachten staat vanwege een betalingsachterstand en dat er een rechtszaak tegen hem loopt. Daartoe stelt eiser dat hij met de overgelegde stukken aannemelijk heeft gemaakt dat hij een lening heeft afgesloten en dat hij daarvoor een auto heeft gekocht. Uit de stukken en zijn verklaringen kan worden opgemaakt dat hij niet aan zijn verplichtingen ter zake van de afgesloten lening kon voldoen. Eiser wijst erop dat in Tunesië onevenredig langdurige detentie wordt opgelegd voor het uitschrijven van ongedekte cheques zijn verklaringen. Hij verwijst daarbij naar een tweetal publicaties van 19 november 2019 en 25 oktober 2021 die dat bevestigen. Verder voert eiser aan dat hij geen stukken van de rechtszaak heeft omdat hij uit Tunesië is vertrokken voordat de rechtszaak is begonnen. Van zijn moeder heeft eiser bericht gekregen dat de politie en de deurwaarder langs zijn geweest en dat alleen stukken worden afgegeven aan eiser zelf.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan eiser stelt, de staatssecretaris de verklaringen van eiser over het krijgen van een lange gevangenisstraf voor het niet terugbetalen van een lening en dat er daadwerkelijk een rechtszaak tegen hem loopt niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Daarbij heeft de staatssecretaris terecht aan eiser tegengeworpen dat hij geen stukken heeft overgelegd die aantonen dat er daadwerkelijk een rechtszaak tegen hem loopt. De verklaring die eiser heeft gegeven voor het niet kunnen overleggen van stukken, is daarvoor onvoldoende. De staatssecretaris mocht zich op het standpunt stellen dat van eiser verwacht kon worden dat hij stukken kan overleggen die aantonen dat er daadwerkelijk een rechtszaak tegen hem loopt, nu hij wel andere stukken heeft kunnen verkrijgen. Daarbij is van belang dat eiser op de zitting heeft aangegeven dat hij twee maanden na zijn vertrek uit Tunesië het bericht heeft gekregen dat er stukken waren en dat hij onlangs een advocaat in Tunesië heeft ingeschakeld. Niet valt in te zien waarom eiser dat niet eerder heeft gedaan. De enkele verklaring van eiser dat hij geen geld had om een advocaat in te schakelen, is daarvoor onvoldoende. In de stelling van eiser dat het ontbreken van stukken niet voldoende is om zijn relaas ongeloofwaardig te vinden, heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien voor een ander standpunt. Daartoe overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris het asielrelaas van eiser niet enkel ongeloofwaardig heeft gevonden op de grond dat stukken over de rechtszaak ontbreken, maar hij heeft in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling ook de verklaringen van eiser betrokken. Bovendien is de staatssecretaris in het bestreden besluit ingegaan op de door eiser bij de zienswijze ingebrachte stukken. De staatssecretaris heeft hiermee, anders dan eiser meent, gehandeld in overeenstemming met Werkinstructie 2010/4.
6.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, anders dan eiser stelt, de staatssecretaris zich deugdelijk gemotiveerd en niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij strafrechtelijk wordt vervolgd en dat aan hem vanwege het gebruik van ongedekte cheques een lange gevangenisstraf zal worden opgelegd. De door eiser in beroep overgelegde afschriften van de afgesloten lening en de overgelegde afschriften van cheques maken niet dat de staatssecretaris eisers verklaringen daarover geloofwaardig moest vinden. Dat geldt ook voor de in beroep overgelegde publicaties die gaan over de excessieve gevangenisstraffen die in Tunesië (kunnen) worden opgelegd bij het uitschrijven van ongedekte cheques. De staatssecretaris heeft op de zitting terecht gesteld dat uit de overgelegde cheques en overige stukken niet blijkt dat het hier gaat om ongedekte cheques. Ook heeft de staatssecretaris op de zitting terecht opgemerkt dat de cheques niet zijn gedateerd, zodat ook daaruit niet volgt dat deze tot zekerheid zijn afgegeven ten behoeve van de gestelde lening.
Tunesië: veilig land van herkomst voor eiser?
7. Eiser voert aan dat Tunesië volgens de Kamerbrief van 8 juni 2023 [2] ter zake van de herbeoordeling veilige landen geen veilig land van herkomst is voor personen die met strafrechtelijke vervolging te maken krijgen. Eiser wijst er daarbij op dat duidelijk is dat strafrechtelijke vervolging voor ongedekte cheques veel voorkomt in Tunesië. Hij vindt dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag niet in redelijkheid in de verkorte procedure mocht afdoen.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan eiser stelt, de staatssecretaris zich deugdelijk gemotiveerd en niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie in Tunesië, er aanleiding is om aan te nemen dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. In de verwijzing van eiser naar de Kamerbrief van 8 juni 2023 heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien voor een ander standpunt. Uit die Kamerbrief blijkt dat een herbeoordeling heeft plaatsgevonden op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat Tunesië blijft aangemerkt als veilig land van herkomst, met uitzondering van personen die met strafrechtelijke vervolging te maken krijgen. Eiser valt niet onder die genoemde uitzonderingscategorie. Eisers stelling dat duidelijk is dat strafrechtelijke vervolging voor ongedekte cheques veel voorkomt in Tunesië, leidt niet tot een ander oordeel. De staatssecretaris heeft op de zitting, in navolging van wat in het bestreden besluit is overwogen, terecht gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Tunesië strafrechtelijk wordt vervolgd en dat aan hem een hoge straf zal worden opgelegd. De beroepsgrond kan niet slagen.
7.2.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in spoor 4 had moeten behandelen. Daarvoor is van belang dat de staatssecretaris ongeloofwaardig mocht vinden dat eiser in Tunesië te maken zal krijgen met strafrechtelijke vervolging vanwege het niet terugbetalen van een lening en het uitschrijven van ongedekte cheques.
8. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de enkele stelling van eiser dat hij zich niet kan verenigen met het terugkeerbesluit en het opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar geen doel treft. Daartoe overweegt de rechtbank dat het verzoek van eiser om de ingebrachte zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van de staatssecretaris daarop in het bestreden besluit tekortschiet, niet kan worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het afwijzende besluit van de staatssecretaris op de asielaanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag van bekendmaking. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet.
2.Kamerbrief over herbeoordeling van veilige landen van herkomst Georgië, Marokko en Tunesië van 8 juni 2023, kenmerk 4613257.